Einde inhoudsopgave
Vreemdelingencirculaire 2000 (C)
7.10.1 Openbare orde als afwijzingsgrond
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2024
- Bronpublicatie:
21-03-2024, Stcrt. 2024, 8530 (uitgifte: 29-03-2024, regelingnummer: WBV 2024/7)
- Inwerkingtreding
01-04-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-03-2024, Stcrt. 2024, 8530 (uitgifte: 29-03-2024, regelingnummer: WBV 2024/7)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht (V)
Bij de beoordeling van een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel, onderzoekt de IND of de vreemdeling een gevaar vormt voor de openbare orde. De IND beoordeelt of er sprake is van een bijzonder ernstig misdrijf als de vreemdeling in aanmerking zou komen voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, Vw. De IND beoordeelt of er sprake is van een ernstig misdrijf indien de vreemdeling aannemelijk heeft gemaakt een reëel risico te lopen als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, Vw. De IND beoordeelt ten aanzien van de aanspraken op artikel 29, tweede lid, Vw niet of er sprake is van een (bijzonder) ernstig misdrijf.
De IND beoordeelt of sprake is van een (bijzonder) ernstig misdrijf op individuele basis en aan de hand van alle relevante feitelijke en juridische gegevens. De IND betrekt daarbij in ieder geval de door de vreemdeling aangevoerde bijzondere omstandigheden, die zien op de aard en de ernst van het delict en het tijdsverloop dat is verstreken sinds het delict.
De IND hanteert bij de beoordeling van het tijdsverloop de verjaringstermijnen zoals opgenomen in paragraaf B1/4.4 Vc. Na afloop van die termijnen wordt een eenmalig gepleegd delict niet meer tegengeworpen.
De IND beoordeelt de vraag of er sprake is van een (bijzonder) ernstig misdrijf aan de hand van de vraag of de optelsom van de opgelegde straffen in totaal ten minste de toepasselijke norm bedraagt. Hierbij wegen de individuele omstandigheden zwaar mee, waaronder de vraag hoe groot het aandeel is van de delicten die een gevaar voor de gemeenschap vormen evenals de evenredigheid van het besluit. In ieder geval één van de veroordelingen zal betrekking moeten hebben op een misdrijf dat een gevaar voor de gemeenschap oplevert. Ook zal bij de beoordeling het unierechtelijk openbare orde criterium worden getoetst.
De IND betrekt in ieder geval het onvoorwaardelijk ten uitvoer te leggen gedeelte van de straffen in de vraag of de optelsom van de opgelegde straffen de toepasselijke norm bedraagt.
De IND betrekt het voorwaardelijk ten uitvoer te leggen gedeelte van de straffen bij de beoordeling als, en voor zover er (mede) sprake is van:
- •
opiumwet-, zeden-, gewelds- en levensdelicten;
- •
mensenhandel; of
- •
het plegen, voorbereiden of vergemakkelijken van een terroristisch misdrijf.
De IND betrekt bij de beoordeling of sprake is van een gevaar voor de openbare orde opgelegde taakstraffen. De IND berekent de toepasselijke norm met de volgende uitgangspunten:
- •
de duur van de door de rechter bepaalde vervangende vrijheidsstraf;
- •
de duur van de vrijheidsstraf die de rechter heeft vastgesteld voor het geval de vreemdeling een taakstraf niet naar behoren verricht; en
- •
voor iedere twee uur bij strafbeschikking: een dag vrijheidsstraf.
De IND betrekt de strafbare feiten die de vreemdeling in het buitenland heeft gepleegd ook bij de beoordeling of sprake is van een gevaar voor de openbare orde. Hierbij beoordeelt de IND, daar waar mogelijk op basis van een door het Openbaar Ministerie opgemaakte strafmaatvergelijking, welke gevolgen naar Nederlands recht aan de strafbare feiten zouden zijn verbonden, indien die strafbare feiten in Nederland zouden zijn gepleegd en bestraft.
De IND past voorgaande beleidsregels ook toe bij de minderjarige vreemdeling waarbij het volwassenenstrafrecht is toegepast. Hierbij wegen de individuele omstandigheden zwaar mee.
Paragraaf B1/4.4 Vc is ten aanzien van verjaring van misdrijven van overeenkomstige toepassing.
Openbare orde en artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, Vw
De IND kan de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd kennelijk ongegrond verklaren op grond van artikel 30b, eerste lid onder j, Vw indien de vreemdeling is veroordeeld voor een ‘bijzonder ernstig misdrijf’ én een ‘gevaar vormt voor de gemeenschap’.
Er is sprake van een ‘bijzonder ernstig misdrijf’ indien aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan:
- •
de vreemdeling is bij onherroepelijk rechterlijk vonnis veroordeeld tot een gevangenisstraf, of aan hem is een vrijheidsbenemende maatregel opgelegd; en
- •
de opgelegde straf of maatregel bedraagt in totaal ten minste tien maanden.
De IND betrekt de strafbare feiten die de vreemdeling in het buitenland heeft gepleegd ook bij de beoordeling. Hierbij beoordeelt de IND, daar waar mogelijk op basis van een door het Openbaar Ministerie opgemaakte strafmaatvergelijking, welke gevolgen naar Nederlands recht aan de strafbare feiten zouden zijn verbonden, indien die strafbare feiten in Nederland zouden zijn gepleegd en bestraft. De IND beoordeelt het gevaar voor de gemeenschap en het ‘bijzonder ernstig misdrijf’ op individuele basis en aan de hand van alle relevante feitelijke en juridische gegevens.
Bij de beoordeling van het ‘bijzonder ernstig misdrijf’ dient in ieder geval rekening te worden gehouden met het volgende:
- •
de maximale straf voor het misdrijf en de feitelijk opgelegde straf en hoe dit in de lidstaat beschouwd wordt;
- •
de mate waarin de rechtsorde van de samenleving is aangetast en de omvang van de schade;
- •
de omstandigheden rond het plegen van het misdrijf (opzettelijkheid);
- •
de aanwezigheid van verzachtende of verzwarende omstandigheden;
- •
de aard van de strafprocedure.
De IND weegt bij de beoordeling van het ‘gevaar voor de gemeenschap’ dat de vreemdeling vormt in ieder geval de volgende aspecten mee:
- •
de aard van het misdrijf; en
- •
de opgelegde straf.
De IND beoordeelt het gevaar dat de vreemdeling voor de gemeenschap vormt aan de hand van de situatie zoals die zich voordoet bij het beoordelen van de aanvraag (‘ex nunc’-beoordeling).
De IND kan in ieder geval in de volgende gevallen een ‘gevaar voor de gemeenschap’ aannemen:
- •
opiumwet-, zeden-, gewelds- en levensdelicten;
- •
brandstichting;
- •
mensenhandel;
- •
illegale handel in wapens, munitie en explosieven; en
- •
illegale handel in menselijke organen en weefsels.
De vreemdeling vormt ook een gevaar voor de gemeenschap als bedoeld in artikel 3.105c, aanhef en onder b, Vb:
- •
indien hij in het buitenland handelingen heeft verricht die de publieke rechtsorde ernstig schokten; en
- •
die naar Nederlands recht als zware misdrijven worden aangemerkt.
De IND betrekt de door de vreemdeling aangevoerde feiten of omstandigheden in het oordeel of sprake is van een ‘bijzonder ernstig misdrijf’ of een ‘gevaar voor de gemeenschap’.
Openbare orde en artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, Vw
De IND kan de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd kennelijk ongegrond verklaren op grond van artikel 30b, eerste lid onder j, Vw, indien de vreemdeling veroordeeld is voor een ‘ernstig misdrijf’.
Er kan sprake zijn van een ‘ernstig misdrijf’ indien aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan:
- •
de vreemdeling is veroordeeld tot een gevangenisstraf, of er is aan hem een vrijheidsbenemende maatregel opgelegd;
- •
de opgelegde straf of maatregel bedraagt in totaal ten minste zes maanden; en
- •
in ieder geval één van de veroordelingen heeft betrekking op een misdrijf dat naar zijn aard een gevaar voor de gemeenschap oplevert.
Hierbij kan onder meer rekening worden gehouden met het volgende:
- •
De aard van het gepleegde feit;
- •
De schade die is teweeggebracht;
- •
De gevolgde strafprocedure;
- •
De aard van de straf;
- •
Of de meeste rechterlijke instanties het gepleegde feit aanmerken als een ernstig misdrijf.
De IND kan een ernstig misdrijf ook aan een vreemdeling tegenwerpen indien de veroordeling voor dit misdrijf nog niet onherroepelijk is geworden.
De IND betrekt de door de vreemdeling aangevoerde feiten of omstandigheden in het oordeel of sprake is van een ‘ernstig misdrijf’.
Afwijzing van een asielaanvraag als kennelijk ongegrond op grond van openbare orde
Indien de aanvrager niet voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 Vw jo. artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, Vw kan zijn aanvraag op grond van artikel 30b, eerste lid en onder j, Vw kennelijk ongegrond worden verklaard wanneer de aanvrager op ernstige gronden een gevaar vormt voor de openbare orde van de lidstaat.
De vreemdeling vormt op ernstige gronden een gevaar voor de openbare orde de lidstaat als er een gevangenisstraf van ten minste zes maanden is opgelegd en er sprake is van misdrijven die naar hun aard leiden tot een gevaar voor de gemeenschap. De vreemdeling vormt ook op ernstige gronden een gevaar voor de openbare orde als er sprake is van een (bijzonder) ernstig misdrijf, zoals bedoeld in de voorgaande paragrafen.
De IND betrekt de door de vreemdeling aangevoerde feiten of omstandigheden in het oordeel of hij op ernstige gronden een gevaar vormt voor de openbare van de lidstaat.
Artikel 1F
Indien de asielaanvraag wordt afgewezen vanwege de toepassing van artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag is een strafrechtelijke veroordeling niet noodzakelijk om aan te nemen dat er sprake is van een vreemdeling die op ernstige gronden een gevaar voor de openbare orde vormt. De toepassing van artikel 1F volstaat zelfstandig om aan te nemen dat er sprake is van een gevaar voor de openbare orde zoals bedoeld in artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder j, Vw.
Openbare orde en artikel 29, tweede lid, onder a, b en c, Vw
De verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd kan op grond van artikel 29, tweede lid, Vw door de IND op grond van de openbare orde worden geweigerd overeenkomstig het in paragraaf C2/4.1 Vc opgenomen wettelijke kader. De IND beoordeelt de aanvraag in dat geval aan de hand van artikel 3.77 Vb en het eerste tot en met vierde lid van artikel 3.78 Vb, en paragraaf B1/4.4Vc.