RBP 2020/50
Prejudiciële vragen. Bestaat ten aanzien van de rechtsvorderingen van een echtgenoot tot vernietiging op grond van art. 1:88 en 1:89 BW, dan wel berustend op vernietiging, van een effectenleaseovereenkomst, een gemeenschap als bedoeld in art. 3:166 BW?
HR 24-04-2020, ECLI:NL:HR:2020:810
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
24 april 2020
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, H.M. Wattendorff, F.J.P. Lock
- Zaaknummer
19/04726
- Conclusie
A-G mr. E.M. Wesseling-van Gent
- JCDI
JCDI:ADS206813:1
- Vakgebied(en)
Vermogensrecht / Rechtshandelingen
Personen- en familierecht / Relatievermogensrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:810, Uitspraak, Hoge Raad, 24‑04‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:228, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 21‑02‑2020
- Wetingang
Essentie
Prejudiciële vragen. Gezag van gewijsde.
Bestaat ten aanzien van de rechtsvorderingen van een echtgenoot tot vernietiging op grond van art. 1:88 en 1:89 BW, dan wel berustend op vernietiging, van een effectenleaseovereenkomst, een gemeenschap als bedoeld in art. 3:166 BW? Bindt een beslissing die in gezag van gewijsde is gegaan over de rechtsgeldigheid van de vernietiging in een procedure waarin slechts een van beide echtgenoten partij was, ook de andere echtgenoot?
Samenvatting
In deze zaak heeft de man zonder de toestemming van zijn vrouw een effectenleaseovereenkomst gesloten met (de rechtsvoorgangster van) Dexia. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.