NJB 2017/861:Ongewenst vreemdeling en inreisverbod van meer dan vijf jaar, art. 197 Sr: de uitleg die HvJ EU 11 juni 2015, C‑554/13, ECLI:EU:C:2015:377 (Z.Zh. en O.) geeft aan het begrip ‘gevaar voor de openbare orde’ in de zin van art. 7 lid 4 Terugkeerrichtlijn is mede richtinggevend voor de uitleg van het begrip ‘ernstige bedreiging voor de openbare orde’ in de zin van art. 11 lid 2 Terugkeerrichtlijn. Voor de uitvaardiging van een inreisverbod voor de duur van meer dan vijf jaar minstens is dan ook vereist dat sprake is van een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging die een fundamenteel belang van de samenleving aantast. Situatie waarin de verdachte de bestuursrechtelijke rechtsgang tegen een inreisverbod heeft gevolgd en vervolging art. 197 Sr: is het inreisverbod bij onherroepelijke uitspraak van de bestuursrechter vernietigd, dan dient de strafrechter van die beslissing van de bestuursrechter uit te gaan. Is het inreisverbod door de bestuursrechter bij onherroepelijke uitspraak in stand gelaten, dan staat zulks in beginsel eraan in de weg dat de strafrechter het verweer dat het inreisverbod in strijd is met het Unierecht, zelfstandig onderzoekt en daarop beslist. Onder bijzondere omstandigheden kan aanleiding bestaan hierop een uitzondering te maken. In casu heeft het hof geoordeeld dat de motivering van het inreisverbod onvoldoende is in het licht van de Terugkeerrichtlijn en dat dit besluit derhalve niet rechtmatig kan worden geacht. Dit oordeel is ontoereikend gemotiveerd, nu zonder nadere motivering niet begrijpelijk is het daarin besloten liggende oordeel van het hof dat in het onderhavige geval evident geen sprake was van een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging die een fundamenteel belang van de samenleving aantast. De Hoge Raad casseert. Opmerking verdient tot slot dat indien, nadat een veroordeling ter zake van het onderhavige delict onherroepelijk is geworden, het desbetreffende inreisverbod bij onherroepelijke uitspraak van de bestuursrechter wordt vernietigd, het niet is uitgesloten dat de verdachte met vrucht een beroep kan doen op herziening in de zin van art. 457 lid 1 Sv