RBP 2018/25
IPR en arbitrage. Wordt in art. V, lid 1, aanhef en sub e van het Verdrag van New York aan de rechter een ruime discretionaire bevoegdheid gelaten om te beoordelen of een buitenlands vernietigingsvonnis aan de tenuitvoerlegging van een arbitraal vonnis in de weg staat?
HR 24-11-2017, ECLI:NL:HR:2017:2992
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
24 november 2017
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, A.H.T. Heisterkamp, M.V. Polak, C.E. du Perron, M.J. Kroeze
- Zaaknummer
16/05686
- Conclusie
A-G mr. P. Vlas
- JCDI
JCDI:ADS928427:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Arbitrage
Internationaal privaatrecht / Algemeen
Internationaal privaatrecht / Internationaal erkennings- en executierecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:2992, Uitspraak, Hoge Raad, 24‑11‑2017
ECLI:NL:PHR:2017:929, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑09‑2017
Beroepschrift, Hoge Raad, 25‑11‑2016
- Wetingang
Art. V lid 1 aanhef en onderdeel e Verdrag erkenning en tenuitvoerlegging buitenlandsescheidsrechterlijke uitspraken
Essentie
IPR en arbitrage. Erkenning en tenuitvoerlegging arbitraal vonnis. Bestaan en reikwijdte van rechterlijke beoordelingsruimte.
Wordt in art. V lid 1 aanhef en sub e van het Verdrag van New York aan de rechter een ruime discretionaire bevoegdheid gelaten om te beoordelen of een buitenlands vernietigingsvonnis aan de tenuitvoerlegging van een arbitraal vonnis in de weg staat?
Samenvatting
Verzoeker en NLMK zijn een overeenkomst (hierna: de koopovereenkomst) aangegaan. Tussen partijen is een geschil ontstaan over de berekening van de koopprijs. Verzoeker heeft op de voet van een in de koopovereenkomst opgenomen arbitraal beding een arbitrageprocedure tegen NLMK aanhangig gemaakt. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.