Einde inhoudsopgave
Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing
Artikel 17 [Comité tegen Foltering]
Geldend
Geldend vanaf 26-06-1987
- Bronpublicatie:
10-12-1984, Trb. 1985, 69 (uitgifte: 10-05-1985, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
26-06-1987
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
03-02-1989, Trb. 1989, 20 (uitgifte: 01-01-1989, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
1.
Er wordt een Comité tegen Foltering (hierna te noemen ‘het Comité’) ingesteld, dat de hierna te noemen functies uitoefent. Het Comité bestaat uit tien deskundigen, die hoog zedelijk aanzien genieten en erkende bekwaamheid op het gebied van de rechten van de mens bezitten, en die optreden in hun persoonlijke hoedanigheid. De deskundigen worden gekozen door Staten die Partij zijn, waarbij aandacht wordt geschonken aan een billijke geografische verdeling en waarbij dient te worden overwogen dat het lidmaatschap van enige personen die ervaring hebben op juridisch gebied raadzaam is.
2.
De leden van het Comité worden bij geheime stemming gekozen uit een lijst van personen die zijn voorgedragen door de Staten die Partij zijn. Iedere Staat die Partij is, kan één persoon uit zijn onderdanen voordragen. De Staten die Partij zijn, dienen zich ervan bewust te zijn dat het raadzaam is personen voor te dragen die tevens lid zijn van het Comité voor de Rechten van de Mens, ingesteld krachtens het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, en die bereid zijn zitting te nemen in het Comité tegen Foltering.
3.
De verkiezingen van de leden van het Comité worden gehouden op door de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties te beleggen tweejaarlijkse vergaderingen van de Staten die Partij zijn. Op deze vergaderingen, waarvoor twee derde van de Staten die Partij zijn, het quorum vormen, zijn degenen die in het Comité zijn gekozen die personen die het grootste aantal stemmen op zich hebben verenigd, alsmede een absolute meerderheid van de stemmen van de aanwezige vertegenwoordigers van de Staten die Partij zijn en hun stem uitbrengen.
4.
De eerste verkiezing wordt niet later gehouden dan zes maanden na de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag. Ten minste vier maanden vóór de datum van elke verkiezing richt de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties een brief aan de Staten die Partij zijn, waarin hij deze uitnodigt, binnen drie maanden hun voordrachten in te zenden. De Secretaris-Generaal stelt een alfabetische lijst samen van alle aldus voorgedragen personen, onder aanduiding van de Staten die Partij zijn en die hen hebben voorgedragen, en legt deze voor aan de Staten die partij zijn.
5.
De leden van het Comité worden gekozen voor een tijdvak van vier jaar. Zij zijn herkiesbaar indien zij opnieuw worden voorgedragen. De ambtstermijn van vijf der bij de eerste verkiezing benoemde leden loopt evenwel na twee jaar af; terstond na de eerste verkiezing worden deze vijf leden bij loting aangewezen door de voorzitter van de in het derde lid van dit artikel bedoelde vergadering.
6.
Indien een lid van het Comité overlijdt of ontslag neemt of om enige andere reden zijn taken in het Comité niet langer kan vervullen, benoemt de Staat die partij is en die hem had voorgedragen, een andere deskundige uit zijn onderdanen voor het resterende gedeelte van de ambtstermijn, zulks onder voorbehoud van de goedkeuring van de meerderheid der Staten die Partij zijn. Deze goedkeuring wordt geacht gegeven te zijn, tenzij de helft of meer van de Staten die Partij zijn, binnen zes weken nadat zij door de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties van de voorgestelde benoeming in kennis zijn gesteld, afwijzend reageren.
7.
De Staten die Partij zijn, dragen de kosten van de leden van het Comité wanneer dezen hun taak in het Comité vervullen.