Einde inhoudsopgave
Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing
Artikel 19 [Rapporten over uitvoering verdragsverplichtingen]
Geldend
Geldend vanaf 26-06-1987
- Bronpublicatie:
10-12-1984, Trb. 1985, 69 (uitgifte: 10-05-1985, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
26-06-1987
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
03-02-1989, Trb. 1989, 20 (uitgifte: 01-01-1989, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
1.
De Staten die Partij zijn, leggen, binnen één jaar na de inwerkingtreding van dit Verdrag voor de betrokken Staat die Partij is, door bemiddeling van de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties, aan het Comité rapporten voor over de maatregelen die zij hebben genomen om uitvoering te geven aan hun verplichtingen krachtens dit Verdrag. Daarna leggen de Staten die Partij zijn, om de vier jaar aanvullende rapporten over inzake genomen nieuwe maatregelen, alsmede de andere rapporten waarom het Comité kan verzoeken.
2.
De Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties zendt de rapporten toe aan alle Staten die Partij zijn.
3.
Elk rapport wordt bestudeerd door het Comité, dat daarop algemeen commentaar kan leveren dat het passend acht; het zendt dit commentaar toe aan de betrokken Staat die Partij is. De Staat die Partij is, kan daarop bij het Comité reageren met zijn eigen opmerkingen.
4.
Het Comité kan naar eigen inzicht besluiten om overeenkomstig het derde lid van dit artikel geleverd commentaar, te zamen met de opmerkingen daarover die zijn ontvangen van de betrokken Staat die Partij is, op te nemen in zijn jaarverslag opgesteld overeenkomstig artikel 24. Indien de betrokken Staat die Partij is, zulks verzoekt, kan het Comité tevens een afschrift van het ingevolge het eerste lid van dit artikel overgelegde rapport daarin opnemen.