Einde inhoudsopgave
Wet vergoedingen leden Eerste Kamer
Artikel 15
Geldend
Geldend vanaf 10-07-2021
- Bronpublicatie:
23-06-2021, Stb. 2021, 328 (uitgifte: 09-07-2021, kamerstukken: 35548)
- Inwerkingtreding
10-07-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-06-2021, Stb. 2021, 328 (uitgifte: 09-07-2021, kamerstukken: 35548)
- Vakgebied(en)
Ambtenarenrecht / Arbeidsvoorwaarden
Staatsrecht / Wetgeving
1.
In dit artikel wordt onder wet verstaan: Algemene pensioen- en uitkeringswet politieke ambtsdragers.
2.
De wet is van overeenkomstige toepassing op de voorzitter met inachtneming van het derde tot en met het zesde lid.
3.
De voorzitter wordt voor de overeenkomstige toepassing van de wet gelijkgesteld met een lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
4.
In afwijking van het derde lid vindt verrekening van inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf met de uitkering als afgetreden voorzitter plaats overeenkomstig artikel 134 van de wet.
5.
In afwijking van het derde lid geldt ten aanzien van de voorzitter een deeltijdfactor als bedoeld in artikel 130, derde lid, van de wet van één tweede.
6.
Op de toelage, bedoeld in artikel 11, eerste lid, en op de uitkering overeenkomstig de wet als afgetreden voorzitter worden bedragen ingehouden overeenkomstig de regelen, te stellen bij de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 160 van de wet.