NJB 2022/2881:Ontoelaatbaarverklaring van op grond van de WOTS verzochte tenuitvoerlegging van een buitenlandse rechterlijke beslissing vanwege een flagrante inbreuk op het recht op een eerlijk proces in art. 6 lid 1 EVRM: uiteenzetting kader ingevolge rechtspraak Hoge Raad en EHRM. Uit de rechtspraak van het EHRM volgt dat niet snel wordt aangenomen dat sprake is van zo’n flagrante inbreuk op art. 6 lid 1 EVRM, terwijl strijd met de grondbeginselen van de Nederlandse rechtsorde alleen in uitzonderlijke gevallen zal kunnen worden aangenomen. In casu is in de opsporingsfase en tijdens de rechtsvervolging in Moldavië geen (juiste) tolk voor de veroordeelde opgeroepen. Het oordeel van de rechtbank dat daarmee sprake is van een flagrante inbreuk is niet toereikend gemotiveerd, onder meer erop gelet dat de rechtbank niet nader is ingegaan op het verloop van de strafzaak in Moldavië en de redenen die in de Moldavische uitspraken zijn genoemd voor het niet oproepen van een tolk.