Einde inhoudsopgave
Uitvoeringswet EEG-Executieverdrag
Artikel 6 [Hoger beroep]
Geldend
Geldend vanaf 01-09-2008
- Bronpublicatie:
20-03-2008, Stb. 2008, 100 (uitgifte: 08-04-2008, kamerstukken: 30815)
- Inwerkingtreding
01-09-2008
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
03-07-2008, Stb. 2008, 274 (uitgifte: 01-01-2008, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Buitenlandse Zaken
- Vakgebied(en)
Internationaal privaatrecht / Algemeen
1.
Het beroep, bedoeld in artikel 40 van het verdrag, moet worden ingesteld binnen een maand na de dagtekening van de beschikking, waarbij het verlof is geweigerd.
2.
In geval van beroep zijn de leden 1–3 van artikel 2 van overeenkomstige toepassing.
3.
Het gerechtshof geeft zijn beschikking met bekwame spoed, doch niet dan na verhoor, althans oproeping van de partijen.
4.
Het gerechtshof bepaalt dag en uur voor het verhoor.
5.
De oproepingen geschieden door de griffier, en wel:
- a.
van de partij tegen wie de tenuitvoerlegging is gevraagd, bij aangetekende brief waarvoor een bericht van ontvangst wordt verlangd, tenzij het gerechtshof een andere wijze van oproeping beveelt;
- b.
van de verzoeker, bij brief.
6.
Onverminderd het bepaalde in artikel 40, tweede lid, tweede zin, van het verdrag, kan het gerechtshof, indien een opgeroepene niet verschijnt, zijn nadere oproeping bevelen. Hetzelfde geldt, indien een partij ten onrechte niet is opgeroepen.
7.
De partijen verschijnen bij advocaat.
8.
Na afloop van het verhoor deelt het gerechtshof mede, wanneer de uitspraak zal plaatsvinden.