Overeenkomst betreffende een eengemaakt octrooigerecht
Bijlage I Statuut van het Eengemaakt Octrooigerecht
Geldend
Geldend vanaf 01-06-2023
- Bronpublicatie:
19-02-2013, Trb. 2016, 1 (uitgifte: 18-01-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
19-02-2013, Trb. 2013, 92 (uitgifte: 30-05-2013, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-06-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-08-2023, Trb. 2023, 98 (uitgifte: 16-08-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
16-08-2023, Trb. 2023, 98 (uitgifte: 16-08-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Instituties
Intellectuele-eigendomsrecht / Octrooirecht
EU-recht / Rechtsbescherming
Staatsrecht / Rechtspraak
Artikel 1. Toepassingsgebied van het statuut
Dit statuut bevat de institutionele en financiële regelingen voor het bij artikel 1 van de overeenkomst ingestelde Eengemaakt Octrooigerecht.
Hoofdstuk 1. Rechters
Artikel 2. Selectiecriteria voor rechters
- 1.
Een ieder die onderdaan is van een overeenkomstsluitende lidstaat en aan de in artikel 15 van de overeenkomst en de in dit statuut vervatte selectiecriteria voldoet, kan tot rechter worden benoemd.
- 2.
De rechters hebben een goede kennis van ten minste één officiële taal van het Europees Octrooibureau.
- 3.
De ervaring op het gebied van beslechting van octrooigeschillen, die voor de benoeming overeenkomstig artikel 15, eerste lid, van de overeenkomst dient te worden aangetoond, kan worden verkregen door opleiding in de zin van artikel 11, vierde lid, onder a, van dit statuut.
Artikel 3. Benoeming van rechters
- 1.
De rechters worden benoemd volgens de procedure vervat in artikel 16 van de overeenkomst.
- 2.
De vacatures worden openbaar gemaakt onder vermelding van de in artikel 2 vervatte toepasselijke selectiecriteria. Het Raadgevend Comité verstrekt advies over de geschiktheid van de kandidaten voor het vervullen van de taken van rechters van het Gerecht. Aan het advies wordt een lijst met de meest geschikte kandidaten gehecht. De lijst bevat ten minste tweemaal zoveel kandidaten als vacatures. Het Raadgevend Comité kan zo nodig, voordat er een besluit over de benoeming wordt genomen, adviseren een kandidaat een opleiding op het gebied van beslechting van octrooigeschillen overeenkomstig artikel 11, vierde lid, onder a, te laten volgen.
- 3.
Bij de benoeming van de rechters ziet het Bestuurscomité erop toe dat de te benoemen kandidaat over de beste juridische en technische deskundigheid beschikt alsmede op een uit geografisch oogpunt zo evenwichtig mogelijke samenstelling van het Gerecht uit onderdanen van de overeenkomstsluitende lidstaten.
- 4.
Het Bestuurscomité benoemt zoveel rechters als nodig is om het Gerecht goed te laten functioneren. In eerste instantie benoemt het Bestuurscomité het aantal rechters dat nodig is om ten minste één panel in elke divisie van het Gerecht van Eerste Aanleg en ten minste twee panels in het Hof van Beroep op te richten.
- 5.
In het besluit van het Bestuurscomité tot benoeming van de juridisch geschoolde voltijd- of deeltijdrechters en technisch geschoolde voltijdrechters wordt vermeld bij welke instantie van het Gerecht en/of divisie van het Gerecht van Eerste Aanleg elke rechter wordt benoemd en voor welk gebied van de technologie de benoeming van de technisch geschoolde rechter geldt.
- 6.
De technisch geschoolde deeltijdrechters worden benoemd tot rechter bij het Gerecht en op basis van hun specifieke kwalificaties en ervaring opgenomen in de pool van rechters. Met de benoeming van deze rechters wordt gewaarborgd dat alle gebieden van de technologie worden bestreken.
Artikel 4. Ambtstermijn van de rechters
- 1.
De rechters worden benoemd voor een ambtstermijn van zes jaar, die aanvangt op de in het benoemingsbesluit bepaalde datum. Zij kunnen worden herbenoemd.
- 2.
Indien geen datum is bepaald, vangt de termijn aan op de datum van het benoemingsbesluit.
Artikel 5. Benoeming van de leden van het Raadgevend Comité
- 1.
Elke overeenkomstsluitende lidstaat draagt een lid van het Raadgevend Comité voor dat voldoet aan de in artikel 14, tweede lid, van de overeenkomst genoemde vereisten.
- 2.
De leden van het Raadgevend Comité worden met algehele instemming benoemd door het Bestuurscomité.
Artikel 6. Eed
Alvorens hun ambt te aanvaarden, verklaren de rechters tijdens een openbare zitting onder ede dat zij hun taak onpartijdig en gewetensvol zullen uitoefenen en de geheimhouding van de beraadslagingen van het Gerecht zullen waarborgen.
Artikel 7. Onpartijdigheid
- 1.
De rechters ondertekenen meteen na de eedaflegging een verklaring waarin zij plechtig beloven gedurende hun ambtstermijn en na afloop daarvan de uit hun taak voortvloeiende verplichtingen na te komen en in het bijzonder zich integer te gedragen en discretie te zullen betrachten bij het aanvaarden van bepaalde functies of voordelen na afloop van hun ambtstermijn.
- 2.
De rechters mogen niet deelnemen aan de behandeling van een zaak waarin zij:
- a.
hebben deelgenomen als adviseur;
- b.
partij zijn geweest of voor een van de partijen zijn opgetreden;
- c.
verzocht zijn zich uit te spreken als lid van een hof, rechtbank, raad van beroep, arbitrage- of mediationpanel, onderzoekscommissie of in elke andere hoedanigheid;
- d.
een persoonlijk of financieel belang hebben bij de zaak of banden hebben met een van de partijen; of
- e.
familiebanden hebben met een van de partijen of vertegenwoordigers van de partijen.
- 3.
Een rechter die om een bijzondere reden meent niet te kunnen deelnemen aan de behandeling of het onderzoek van een bepaalde zaak, deelt dit mee aan de president van het Hof van Beroep of, in het geval hij rechter is bij het Gerecht van Eerste Aanleg, aan de president van het Gerecht van Eerste Aanleg. Indien de president van het Hof van Beroep of, in het geval van een rechter van het Gerecht van Eerste Aanleg, de president van het Gerecht van Eerste Aanleg van oordeel is dat een rechter om een bijzondere reden in een bepaalde zaak niet dient deel te nemen aan de beraadslaging of de beslissing, stelt de president van het Hof van Beroep of de president van het Gerecht van Eerste Aanleg deze rechter schriftelijk dienovereenkomstig in kennis.
- 4.
Elke procespartij kan een rechter wraken op een van de in het tweede lid genoemde gronden of indien er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de rechter partijdig is.
- 5.
Alle geschillen die voortkomen uit de toepassing van dit artikel worden beslecht bij besluit van het presidium, overeenkomstig het procesreglement. De betrokken rechter wordt gehoord, maar neemt niet deel aan de beraadslagingen.
Artikel 8. Immuniteit van de rechters
- 1.
De rechters worden gevrijwaard van rechtsvervolging. Na de nederlegging van hun ambt blijven zij immuniteit genieten met betrekking tot handelingen die zij in hun officiële hoedanigheid hebben verricht.
- 2.
Het presidium kan de immuniteit opheffen.
- 3.
Ingeval tegen een rechter wiens immuniteit is opgeheven strafvervolging wordt ingesteld, kan die rechter in elk van de overeenkomstsluitende lidstaten slechts worden berecht door de instantie die bevoegd is tot berechting van de leden van het hoogste nationale rechtscollege.
- 4.
Het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie is op de rechters van het Gerecht van toepassing, onverminderd de in dit statuut vervatte bepalingen betreffende de vrijwaring van rechters van rechtsvervolging.
Artikel 9. Beëindiging van de ambtsuitoefening
- 1.
Behalve door vervanging na het verstrijken van de ambtstermijn in de zin van artikel 4, of door overlijden, eindigt de ambtsuitoefening van een rechter wanneer hij ontslag neemt.
- 2.
Een rechter die ontslag neemt, richt daartoe een brief aan de president van het Hof van Beroep of, in het geval van rechters van het Gerecht van Eerste Aanleg, aan de president van het Gerecht van Eerste Aanleg, ter doorzending aan de voorzitter van het Bestuurscomité.
- 3.
Behoudens in gevallen waarin artikel 10 van toepassing is, blijft elke rechter in functie totdat zijn opvolger aantreedt.
- 4.
Elke vacature wordt vervuld door benoeming van een nieuwe rechter voor de resterende ambtstermijn van zijn voorganger.
Artikel 10. Ontheffing uit het ambt
- 1.
Een rechter kan slechts uit zijn ambt worden ontheven of het recht op andere voordelen worden ontzegd, indien het presidium van oordeel is dat deze rechter niet langer aan de gestelde voorwaarden of aan de uit zijn ambt voortvloeiende verplichtingen voldoet. De betrokken rechter wordt gehoord, maar neemt geen deel aan de beraadslagingen.
- 2.
De griffier van het Gerecht doet deze beslissing toekomen aan de voorzitter van het Bestuurscomité.
- 3.
In geval van een beslissing waarbij een rechter van zijn ambt wordt ontheven, ontstaat bij die kennisgeving een vacature.
Artikel 11. Opleiding
- 1.
Binnen het kader van het in artikel 19 van de overeenkomst bedoelde opleidingsprogramma, wordt een passende, periodieke opleiding van rechters verzorgd. Het presidium stelt de opleidingsvoorschriften vast waarmee de uitvoering en de algehele samenhang van het opleidingsprogramma worden gewaarborgd.
- 2.
Het opleidingsprogramma voorziet in een platform voor de uitwisseling van kennis en in een discussieforum, met name door:
- a.
het organiseren van cursussen, conferenties, seminars, workshops en symposia;
- b.
samenwerking met internationale organisaties en opleidingsinstituten op het gebied van de bescherming van de intellectuele eigendom; en
- c.
het bevorderen en ondersteunen van verdere beroepsopleiding.
- 3.
Een jaarlijks werkprogramma en opleidingsrichtlijnen worden opgesteld, bestaande uit een jaarlijks opleidingsprogramma voor elke rechter, waarmee wordt voorzien in zijn volgens de opleidingsvoorschriften vastgestelde opleidingsbehoeften.
- 4.
Voorts voorziet het opleidingsprogramma in:
- a.
passende opleiding van kandidaat-rechters en pas benoemde rechters van het Gerecht;
- b.
ondersteunende projecten ter vereenvoudiging van de samenwerking tussen partijvertegenwoordigers, octrooigemachtigden en het Gerecht.
Artikel 12. Bezoldiging
Het Bestuurscomité stelt de bezoldiging vast van de president van het Hof van Beroep, de president van het Gerecht van Eerste Aanleg, de rechters, de griffier, de plaatsvervangend griffier en het personeel.
Hoofdstuk II. Organisatorische bepalingen
Afdeling 1. Gemeenschappelijke bepalingen
Artikel 13. De president van het Hof van Beroep
- 1.
De president van het Hof van Beroep wordt door alle rechters van het Hof van Beroep uit hun midden gekozen voor een ambtstermijn van drie jaar. De president van het Hof van Beroep is tweemaal herkiesbaar.
- 2.
De verkiezing van de president van het Hof van Beroep geschiedt bij geheime stemming. Verkozen wordt de rechter die de absolute meerderheid van stemmen heeft verkregen. Indien geen van de rechters de absolute meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan en is de rechter die de meeste stemmen krijgt verkozen.
- 3.
De president van het Hof van Beroep leidt de rechterlijke werkzaamheden en de administratie van het Hof van Beroep en zit de beraadslagingen van het Hof van Beroep in voltallige zitting voor.
- 4.
Indien het ambt van president van het Hof van Beroep vóór het verstrijken van de ambtstermijn vacant wordt, wordt voor het resterende gedeelte van de termijn een opvolger gekozen.
Artikel 14. De president van het Gerecht van Eerste Aanleg
- 1.
De president van het Gerecht van Eerste Aanleg wordt door alle voltijdrechters van het Gerecht van Eerste Aanleg uit hun midden gekozen voor een ambtstermijn van drie jaar. De president van het Gerecht van Eerste Aanleg is tweemaal herkiesbaar.
- 2.
De eerste president van het Gerecht van Eerste Aanleg is een onderdaan van de overeenkomstsluitende lidstaat waar de centrale divisie zetelt.
- 3.
De president van het Gerecht van Eerste Aanleg leidt de rechterlijke werkzaamheden en de administratie van het Gerecht van Eerste Aanleg.
- 4.
Artikel 13, tweede en vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de president van het Gerecht van Eerste Aanleg.
Artikel 15. Presidium
- 1.
Het presidium bestaat uit de president van het Hof van Beroep, die als voorzitter optreedt, de president van het Gerecht van Eerste Aanleg, twee rechters van het Hof van Beroep die uit hun midden zijn gekozen, drie voltijdrechters van het Gerecht van Eerste Aanleg die uit hun midden zijn gekozen, en de griffier als niet-stemgerechtigd lid.
- 2.
Het presidium verricht zijn taken in overeenstemming met dit statuut. Onverminderd zijn eigen verantwoordelijkheden kan het bepaalde taken delegeren aan een van zijn leden.
- 3.
Het presidium is belast met het beheer van het Gerecht en, in het bijzonder:
- a.
stelt het voorstellen op tot wijziging van het procesreglement overeenkomstig artikel 41 van de overeenkomst en voorstellen betreffende het financieel reglement van het Gerecht;
- b.
stelt het de jaarlijkse begroting, de jaarrekeningen en het jaarverslag van het Gerecht op en legt deze voor aan bij het Begrotingscomité;
- c.
stelt het de richtlijnen voor het opleidingsprogramma voor rechters vast en ziet het toe op de uitvoering ervan;
- d.
neemt het besluiten omtrent de benoeming en de ontzetting uit het ambt van griffier en van plaatsvervangend griffier;
- e.
stelt het de regels voor de griffie, met inbegrip van de subgriffies vast;
- f.
brengt het advies uit overeenkomstig artikel 83, vijfde lid, van de overeenkomst.
- 4.
De in de artikelen 7, 8, 10 en 22 genoemde besluiten van het presidium worden genomen zonder dat de griffier eraan deelneemt.
- 5.
Het presidium kan slechts geldig beslissen, indien alle leden aanwezig zijn of naar behoren zijn vertegenwoordigd. Er wordt beslist bij meerderheid van stemmen.
Artikel 16. Personeel
- 1.
De ambtenaren en andere personeelsleden van het Gerecht hebben tot taak de president van het Hof van Beroep, de president van het Gerecht van Eerste Aanleg, de rechters en de griffier bij te staan. Zij leggen verantwoording af aan de griffier, onder het gezag van de president van het Hof van Beroep en de president van het Gerecht van Eerste Aanleg.
- 2.
Het Bestuurscomité stelt het reglement voor de ambtenaren en andere personeelsleden van het Gerecht vast.
Artikel 17. Reces
- 1.
De president van het Hof van Beroep stelt na overleg met het presidium de duur van de recessen en de voorschriften met betrekking tot de naleving van de officiële feestdagen vast.
- 2.
Tijdens de recessen kunnen de taken van de president van het Hof van Beroep en president van het Gerecht van Eerste Aanleg worden verricht door elke rechter die daartoe door de desbetreffende president wordt aangezocht. De president van het Hof van Beroep kan de rechters in dringende gevallen bijeenroepen.
- 3.
De president van het Hof van Beroep of de president van het Gerecht van Eerste Aanleg kan, indien de omstandigheden dat vergen, verlof verlenen aan respectievelijk de rechters van het Hof van Beroep of de rechters van het Gerecht van Eerste Aanleg.
Afdeling 2. Het gerecht van eerste aanleg
Artikel 18. Oprichting en opheffing van een lokale of regionale divisie
- 1.
Een verzoek van een of meer overeenkomstsluitende lidstaten om oprichting van een lokale of regionale divisie wordt gericht aan de voorzitter van het Bestuurscomité. In dit verzoek wordt de zetel van de lokale of regionale divisie vermeld.
- 2.
In het besluit van het Bestuurscomité tot oprichting van een lokale of regionale divisie wordt het aantal rechters voor de desbetreffende divisie vermeld; het besluit wordt openbaar gemaakt.
- 3.
Op verzoek van de overeenkomstsluitende lidstaat op het grondgebied waarvan de lokale divisie gevestigd is of van de overeenkomstsluitende lidstaten die aan de regionale divisie deelnemen, besluit het Bestuurscomité tot opheffing van een regionale of lokale divisie. In het besluit tot opheffing van een lokale of regionale divisie worden zowel de datum vermeld waarna geen nieuwe zaken bij de divisie aanhangig kunnen worden gemaakt als de datum waarop de divisie ophoudt te bestaan.
- 4.
Vanaf de datum waarop een lokale of regionale divisie ophoudt te bestaan, worden de bij deze lokale of regionale divisie aangestelde rechters aangesteld bij de centrale divisie, en worden zaken die nog bij die lokale of regionale divisie aanhangig zijn, alsmede de subgriffie en alle stukken, aan de centrale divisie overgedragen.
Artikel 19. Panels
- 1.
De toewijzing van rechters en de toewijzing van zaken aan de panels binnen een divisie wordt geregeld in het procesreglement. Een rechter van het panel wordt overeenkomstig het procesreglement als voorzitter aangewezen.
- 2.
Overeenkomstig het procesreglement kan het panel bepaalde taken aan een of meer van zijn rechters delegeren.
- 3.
Overeenkomstig het procesreglement kan voor elke divisie een vaste rechter voor de behandeling van urgente zaken worden aangewezen.
- 4.
Indien een alleensprekend rechter in de zin van artikel 8, zevende lid, van de overeenkomst, of een vaste rechter in de zin van het derde lid van dit artikel, een zaak behandelt, verricht hij alle functies van een panel.
- 5.
Eén rechter van het panel treedt op als rapporteur, overeenkomstig het procesreglement.
Artikel 20. Pool van rechters
- 1.
De griffier stelt een lijst op met de namen van de rechters die deel uitmaken van de pool van rechters. De lijst vermeldt voor elke rechter ten minste de talenkennis, het gebied van de technologie en de ervaring daarmee, alsmede de reeds door hem behandelde zaken.
- 2.
Het verzoek aan de president van het Gerecht van Eerste Aanleg tot aanwijzing van een rechter uit de pool van rechters bevat met name het onderwerp van de zaak, de door de rechters van de panels gebruikte officiële taal van het Europees Octrooibureau, de procestaal en het gebied van de technologie waarvoor de rechter dient te zijn opgeleid.
Afdeling 3. Het hof van beroep
Artikel 21. Panels
- 1.
De toewijzing van rechters en de toewijzing van zaken aan de panels worden geregeld in het procesreglement. Eén rechter van het panel wordt overeenkomstig het procesreglement benoemd tot voorzitter.
- 2.
Indien een zaak van uitzonderlijk belang is, en met name wanneer de beslissing gevolgen kan hebben voor de eenheid en consistentie van de jurisprudentie van het Gerecht, kan het Hof van Beroep op voorstel van de voorzitter besluiten de zaak te verwijzen naar het Hof in voltallige zitting.
- 3.
Overeenkomstig het procesreglement kan het panel bepaalde taken aan een of meer van zijn rechters delegeren.
- 4.
Eén rechter van het panel treedt op als rapporteur, overeenkomstig het procesreglement.
Afdeling 4. De griffie
Artikel 22. Benoeming en ontzetting uit het ambt van griffier
- 1.
Het presidium benoemt de griffier van het Gerecht voor een termijn van zes jaar. De griffier kan worden herbenoemd.
- 2.
Twee weken voor de datum van de benoeming van de griffier stelt de president van het Hof van Beroep het presidium in kennis van de voor het ambt ingediende sollicitaties.
- 3.
Voor zijn aantreden legt de griffier voor het presidium de eed af dat hij zijn taken als griffier onpartijdig en gewetensvol zal uitoefenen.
- 4.
De griffier kan uitsluitend uit zijn ambt worden ontzet indien hij niet langer aan de daaruit voortvloeiende verplichtingen voldoet. Het presidium neemt een besluit na de griffier te hebben gehoord.
- 5.
Indien het ambt van griffier vóór het verstrijken van de ambtstermijn vacant wordt, benoemt het presidium een nieuwe griffier voor een termijn van zes jaar.
- 6.
Bij afwezigheid of verhindering, of indien het ambt vacant is, wijst de president van het Hof van Beroep, na het presidium te hebben geraadpleegd, een personeelslid van het Hof aan dat de taken van de griffier zal verrichten.
Artikel 23. Taken van de griffier
- 1.
De griffier staat het Gerecht, de president van het Hof van Beroep, de president van het Gerecht van Eerste Aanleg en de rechters bij, in de uitoefening van hun taken. De griffier is verantwoordelijk voor de organisatie en de werkzaamheden van de Griffie onder het gezag van de president van het Hof van Beroep.
- 2.
De griffier is in het bijzonder verantwoordelijk voor:
- a.
het bijhouden van het register van alle zaken voor het Gerecht;
- b.
het bijhouden en beheren van de overeenkomstig de artikelen 18, 48, derde lid en 57, tweede lid, van de overeenkomst opgestelde lijsten;
- c.
het bijhouden en publiceren van de lijst van kennisgevingen omtrent onttrekking aan de exclusieve bevoegdheid en de ongedaanmaking daarvan overeenkomstig artikel 83 van de overeenkomst;
- d.
het publiceren van de beslissingen van het Gerecht, onder voorbehoud van de bescherming van vertrouwelijke informatie;
- e.
het publiceren van jaarverslagen met statistische gegevens; en
- f.
het verzekeren dat het Europees Octrooibureau in kennis wordt gesteld van de informatie over onttrekking aan de exclusieve bevoegdheid in de zin van artikel 83 van de overeenkomst.
Artikel 24. Bijhouden van het register
- 1.
In de door het presidium vastgestelde regels voor de Griffie worden gedetailleerde voorschriften voor het bijhouden van het register van het Gerecht vastgelegd.
- 2.
De voorschriften betreffende toegang tot stukken van de Griffie worden opgenomen in het procesreglement.
Artikel 25. Subgriffies en plaatsvervangend griffier
- 1.
Een plaatsvervangend griffier wordt door het presidium benoemd voor een termijn van zes jaar. De plaatsvervangend griffier kan worden herbenoemd.
- 2.
Het tweede tot en met zesde lid van artikel 22 zijn van overeenkomstige toepassing.
- 3.
De plaatsvervangend griffier is verantwoordelijk voor de organisatie en de werkzaamheden van de subgriffies onder het gezag van de griffier en de president van het Gerecht van Eerste Aanleg. De plaatsvervangend griffier heeft met name tot taak:
- a.
het bijhouden van het register van alle zaken voor het Gerecht van Eerste Aanleg;
- b.
kennisgeving aan de Griffie van elke zaak voor het Gerecht van Eerste Aanleg.
- 4.
De plaatsvervangend griffier verleent ook administratieve en secretariële ondersteuning aan de divisies van het Gerecht van Eerste Aanleg.
Hoofdstuk III. Financiële bepalingen
Artikel 26. Begroting
- 1.
De begroting wordt op voorstel van het presidium door het Begrotingscomité vastgesteld. Zij wordt opgesteld overeenkomstig de algemeen aanvaarde boekhoudkundige grondslagen vastgelegd in het overeenkomstig artikel 33 opgestelde financieel reglement.
- 2.
Binnen de begroting kan het presidium, overeenkomstig het financieel reglement, financiële middelen verschuiven tussen de diverse hoofdstukken en onderverdelingen.
- 3.
De griffier is overeenkomstig het financieel reglement verantwoordelijk voor de uitvoering van de begroting.
- 4.
De griffier stelt jaarlijks een jaarrekening op over de uitvoering van de begroting in het voorgaande begrotingsjaar. Deze jaarrekening wordt goedgekeurd door het presidium.
Artikel 27. Machtiging tot uitgaven
- 1.
Voor de in de begroting opgenomen uitgaven wordt machtiging verleend voor de duur van één begrotingsjaar, tenzij het financieel reglement anders bepaalt.
- 2.
Overeenkomstig het financieel reglement kunnen andere gelden dan voor personeelskosten die aan het eind van het begrotingsjaar niet zijn besteed, uiterlijk naar het eind van het volgende begrotingsjaar worden verschoven.
- 3.
Reserveringen worden opgenomen in verschillende hoofdstukken naar aard en bestemming van de uitgaven en worden, voor zover nodig, verder onderverdeeld in overeenstemming met het financieel reglement.
Artikel 28. Reserveringen voor onvoorziene uitgaven
- 1.
Op de begroting van het Gerecht kunnen gelden worden gereserveerd voor onvoorziene uitgaven.
- 2.
De besteding van deze gelden door het Gerecht is onderworpen aan voorafgaande toestemming van het Begrotingscomité.
Artikel 29. Begrotingsjaar
Het begrotingsjaar loopt van 1 januari tot en met 31 december.
Artikel 30. Opstelling van de begroting
Het presidium legt aan het Begrotingscomité de ontwerpbegroting van het Gerecht voor uiterlijk op de in het financieel reglement voorgeschreven datum.
Artikel 31. Voorlopige begroting
- 1.
Indien aan het begin van het begrotingsjaar de begroting niet door het Begrotingscomité is vastgesteld, kunnen de uitgaven maandelijks per hoofdstuk of volgens een andere onderverdeling van de begroting worden verricht in overeenstemming met het financieel reglement, tot ten hoogste een twaalfde van op de begroting van het voorafgaande begrotingsjaar toegestane gelden, mits de aldus aan het presidium beschikbaar gestelde gelden niet meer bedragen dan een twaalfde van de in de ontwerpbegroting voorziene gelden.
- 2.
Het Begrotingscomité kan, onder voorbehoud van de overige bepalingen van het eerste lid, machtiging verlenen voor uitgaven die een twaalfde van de begrotingsreserveringen voor het voorafgaande begrotingsjaar te boven gaan.
Artikel 32. Accountantscontrole
- 1.
De financiële jaarverslagen van het Gerecht worden door onafhankelijke accountants gecontroleerd. De accountants worden benoemd en, zo nodig, ontslagen door het Begrotingscomité.
- 2.
Uit de controle, die gebaseerd is op professionele auditingnormen en zo nodig ter plaatse wordt verricht, dient te blijken dat de begroting op rechtmatige en juiste wijze is uitgevoerd en dat de financiële administratie van het Gerecht overeenkomstig de beginselen van spaarzaamheid en gezond financieel beheer is gevoerd. Aan het eind van elk begrotingsjaar stellen de accountants een verslag op met een ondertekende accountantsverklaring.
- 3.
Het presidium legt de financiële jaarverslagen van het Gerecht en de jaarlijkse verklaring over de uitvoering van de begroting voor het voorafgaande begrotingsjaar voor bij het Begrotingscomité, alsmede het accountantsverslag.
- 4.
Het Begrotingscomité keurt de jaarrekening en het accountantsverslag goed en verleent kwijting aan het presidium voor de uitvoering van de begroting.
Artikel 33. Financieel reglement
- 1.
Het financieel reglement wordt door het Bestuurscomité vastgesteld. Het wordt op voorstel van het Gerecht gewijzigd door het Bestuurscomité.
- 2.
Het financieel reglement behelst met name:
- a.
voorschriften voor het opstellen en uitvoeren van de begroting en voor de wijze waarop over de rekeningen verantwoording dient te worden afgelegd;
- b.
de wijze waarop en procedure volgens welke de betalingen en bijdragen, inclusief de eerste financiële bijdragen als bedoeld in artikel 37 van de overeenkomst, aan het Gerecht ter beschikking dienen te worden gesteld;
- c.
de voorschriften betreffende de taken van de controlerende en met de boekhouding belaste ambtenaren alsmede het op hen uit te oefenen toezicht; en
- d.
de algemeen aanvaarde boekhoudkundige grondslagen waarop de begroting en de financiële jaarverslagen worden gebaseerd.
Hoofdstuk IV. Procedurevoorschriften
Artikel 34. Geheimhouding van de beraadslagingen
De beraadslagingen van het Gerecht zijn en blijven geheim.
Artikel 35. Beslissingen
- 1.
Wanneer een panel met een even aantal rechters zitting houdt, worden beslissingen van het Gerecht genomen door een meerderheid van het panel. Bij staking van de stemmen geeft de stem van de voorzitter de doorslag.
- 2.
In geval van verhindering van een van de rechters van een panel kan, overeenkomstig het procesreglement, een rechter die deel uitmaakt van een ander panel worden verzocht deel te nemen.
- 3.
In de gevallen waarin dit statuut bepaalt dat het Hof van Beroep in voltallige zitting een beslissing neemt, is deze beslissing slechts geldig indien zij genomen is door ten minste drie vierde van het aantal rechters waaruit een voltallige zitting bestaat.
- 4.
De beslissingen van het Gerecht bevatten de namen van de rechters die in de zaak een beslissing hebben genomen.
- 5.
De beslissingen worden ondertekend door de rechters die bij de beslissing betrokken zijn geweest. De beslissingen van het Hof van Beroep worden ondertekend door de griffier en de beslissingen van het Gerecht van Eerste Aanleg door de plaatsvervangend griffier. Zij worden in openbare zitting uitgesproken.
Artikel 36. Afwijkende meningen
Een afwijkende mening dat door een rechter van een panel afzonderlijk wordt ingenomen overeenkomstig artikel 78 van de overeenkomst wordt door die rechter met redenen omkleed, schriftelijk ingediend en ondertekend.
Artikel 37. Beslissing bij verstek
- 1.
Op verzoek van een procespartij kan overeenkomstig het procesreglement een beslissing bij verstek worden genomen indien de andere partij, nadat haar een dagvaarding of gelijkwaardig document is betekend, nalaat schriftelijke conclusies in te dienen of niet verschijnt tijdens de mondelinge behandeling. Tegen deze beslissing bij verstek kan binnen een maand na de betekening ervan aan de partij waartegen deze is gedaan in verzet gekomen worden.
- 2.
Tenzij het Gerecht anders beslist, heeft het verzet geen schorsende werking ten aanzien van de tenuitvoerlegging van de beslissing bij verstek.
Artikel 38. Prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie
- 1.
De door het Hof van Justitie van de Europese Unie vastgestelde procedures voor verzoeken om een prejudiciële uitspraak binnen de Europese Unie zijn van toepassing.
- 2.
Indien het Gerecht van Eerste Aanleg of het Hof van Beroep besloten heeft aan het Hof van Justitie van de Europese Unie een vraag voor te leggen over de uitlegging van het Verdrag betreffende de Europese Unie of het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie of een vraag over de geldigheid of de uitlegging van de handelingen van de instellingen van de Europese Unie, schort het de procedure op.