Revindicatoire aanspraken op giraal geld
Einde inhoudsopgave
Revindicatoire aanspraken op giraal geld (R&P nr. FR3) 2009/5.6.1:5.6.1 Geen legitimerende rechtsgrond
Revindicatoire aanspraken op giraal geld (R&P nr. FR3) 2009/5.6.1
5.6.1 Geen legitimerende rechtsgrond
Documentgegevens:
B. Bierens, datum 23-03-2009
- Datum
23-03-2009
- Auteur
B. Bierens
- JCDI
JCDI:ADS586385:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Hoofdstuk 3, par. 6.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Ik begin met de aard van de rechtsverhouding tussen de solvent en de feitelijke accipiënt. Omdat de betaling het gevolg is van een onmiskenbare vergissing, zal een toereikende rechtsverhouding tussen de solvent en de accipiënt op het moment van creditering van de betaalrekening ontbreken. Het is niet noodzakelijk dat partijen tot aan het moment van de abusieve betaling elkaars onbekenden waren en eerst dan, door een ongelukkige toevalstreffer, aan elkaar worden verbonden. Een dergelijke uitleg zou met zich meebrengen dat entiteiten met wie nagenoeg iedere Nederlander een rechtsrelatie onderhoudt, zoals bijvoorbeeld de Belastingdienst, nooit met succes een beroep zouden kunnen doen op deze regel. Het is daarom mogelijk dat de solvent en accipiënt wel reeds in een rechtens relevante verhouding tot elkaar stonden, maar dat de abusieve betaling niet of slechts ten dele tot deze rechtsverhouding is te herleiden. Indien een solvent door bijvoorbeeld een verkeerd geplaatste komma een veelvoud betaalt van het daadwerkelijk verschuldigde bedrag, legitimeert de rechtsverhouding niet het teveel betaalde bedrag. Dat zal ook het geval zijn indien door een vergissing een betaalopdracht tweemaal wordt uitgevoerd. De onderliggende rechtsverhouding is in deze gevallen niet toereikend om een vermogensovergang te aanvaarden. Zie ik het goed, dan is het voorgaande ook in lijn met de nadere precisering die de Hoge Raad gaf in Van der Werff q.q.-BLG. Echter, op basis van mijn kwalificatie van giraal geld, zou ik dit goederenrechtelijk willen duiden: de creditering van de betaalrekening van de feitelijk begunstigde heeft niet geleid tot een vermogensovergang tussen de solvent en de feitelijk begunstigde.1