Blijkens een telefoonnotitie heeft de griffie bovendien nog contact opgenomen met de advocaat die betrokkene in eerste aanleg had bijgestaan. Zie voor de herstelmogelijkheid: HR 10 juli 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI0773, NJ 2010/212 m.nt. H.J. Snijders; HR 14 december 2012, ECLI:NL:HR:2012:BY2239, NJ 2013/27.
HR, 23-05-2014, nr. 14/00954
ECLI:NL:HR:2014:1206
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
23-05-2014
- Zaaknummer
14/00954
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2014:1206, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 23‑05‑2014; (Cassatie, Artikel 80a RO-zaken)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:331, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2014:331, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑04‑2014
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2014:1206, Gevolgd
- Wetingang
art. 426a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering [KEI-Rv]
- Vindplaatsen
JVggz 2014/21 met annotatie van Redactie
Uitspraak 23‑05‑2014
Partij(en)
23 mei 2014
Eerste Kamer
nr. 14/00954
LZ/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[betrokkene],wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie.
Verzoeker tot cassatie zal hierna ook worden aangeduid als betrokkene.
1. Het geding in feitelijke instantie
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak C/18/145215/FA RK 13-2885 van de rechtbank Noord-Nederland van 23 december 2013.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de rechtbank heeft betrokkene beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het standpunt van de Procureur-Generaal strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van verzoeker in zijn cassatieberoep.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal onder 2).
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a lid 1 RO en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op 23 mei 2014.
Conclusie 04‑04‑2014
14/00954
Mr. F.F. Langemeijer
4 april 2014 (art. 80a RO)
Conclusie inzake het verzoek van
[betrokkene]
1. Bij beschikking van 23 december 2013 heeft de rechtbank Noord-Nederland op verzoek van de officier van justitie een voorlopige machtiging verleend tot opneming van verzoeker tot cassatie (hierna: betrokkene) in een psychiatrisch ziekenhuis (art. 2 Wet Bopz).
2. Bij schrijven van 16 januari 2014, ingekomen 20 januari 2014, heeft verzoeker te kennen gegeven beroep in cassatie te willen instellen tegen deze beschikking. Van de zijde van de griffie van de Hoge Raad is hem medegedeeld dat het verzoekschrift op grond van art. 426a Rv dient te zijn ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad1.. Het verzuim is niet hersteld. Bij brief van 7 februari 2012 (lees: 2014) heeft betrokkene laten weten dat hij, desondanks, zijn verzoek handhaaft. Inmiddels is ook de cassatietermijn ongebruikt verstreken.
3. De conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van verzoeker in zijn cassatieberoep.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden,
a. - g.
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 04‑04‑2014