Kamer voor het Notariaat Arnhem-Leeuwarden, 23-12-2015, nr. AL/2015/12
ECLI:NL:TNORARL:2015:46
- Instantie
Kamer voor het Notariaat Arnhem-Leeuwarden
- Datum
23-12-2015
- Magistraten
Mrs. R.J. Jue, W.J. Hordijk, A.W. Drijver, M.C.J. Heessels, A. Roesink — Kragt
- Zaaknummer
AL/2015/12
- Vakgebied(en)
Juridische beroepen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:TNORARL:2015:46, Uitspraak, Kamer voor het Notariaat Arnhem-Leeuwarden, 23‑12‑2015
Hoger beroep: ECLI:NL:GHAMS:2016:3229
Uitspraak 23‑12‑2015
Mrs. R.J. Jue, W.J. Hordijk, A.W. Drijver, M.C.J. Heessels, A. Roesink — Kragt
Partij(en)
Beslissing van de kamer voor het notariaat op de klacht van
[XXX],
wonende te …,
tegen
mr. [XXX],
notaris te ….
Partijen worden verder aangeduid als klager en de notaris.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- —
de e-mail van klager met bijlagen van 9 december 2014
- —
de e-mail van de notaris van 2 februari 2015
- —
de e-mail van de secretaris van de kamer van 6 februari 2015
- —
de e-mail van de notaris van 21 februari 2015
- —
de brief van de secretaris van de kamer van 21 mei 2015
- —
de brief van de secretaris van de kamer van 3 juli 2015
- —
de brief van de notaris van 31 juli 2015
- —
de brief van de secretaris van de kamer van 4 augustus 2015
- —
de brief van de notaris van 24 augustus 2015
- —
de brief van klager van 28 augustus 2015
- —
de brief van de notaris met bijlagen van 23 september 2015
- —
de pleitnota van de notaris van 14 oktober 2015
De klacht is behandeld ter zitting van 14 oktober 2015. Klager is verschenen in persoon, bijgestaan door …. De notaris is eveneens in persoon verschenen, vergezeld van de op zijn kantoor werkzame kandidaat-notaris xxx.
2. De feiten
2.1
Op 15 december 2006 heeft klager middels een akte van levering (hierna: de akte van levering) verleden voor de rechtsvoorganger van de notaris in eigendom overgedragen een woning met tankstation en overige opstallen.
2.2
De akte van levering bepaalt onder meer:
‘2.
(…) (…) (…)
Koopprijs
De koopprijs van het verkochte 1 bedraagt vierhonderdtienduizend euro (€ 410.000,00) en de koopprijs van het verkochte bedraagt driehonderdduizend euro (€ 300.000,00) derhalve in totaal een bedrag van zevenhonderd tien duizend euro (€ 710.000,00) welk totale bedrag door koper is voldaan door storting op een rekening waarover ik, notaris, de onvoorwaardelijke beschikking heb, en waarvan een gedeelte ad eenhonderd twintig duizend euro (€ 120.000,00) door mij, notaris, in depot zal worden gehouden, zulks ter nakoming van de bepalingen als hierna in artikel 6 vermeld.
(…) (…) (…).
Artikel 6.
(…) (…) (…)
Bodemsanering
Partijen komen overeen dat koper opdrachtgever zal zijn voor de sanering van het verkochte terwijl de kosten van sanering van het verkochte voor rekening zijn van de verkoper en zullen worden voldaan uit het gemelde bij mij, notaris, in depot geplaatste bedrag ad eenhonderd twintig duizend euro (€ 120.000,00). Indien de kosten van sanering lager zijn dan laatstgemeld bedrag zal verkoper al het meerdere rechtstreeks aan koper voldoen.’
2.3
In het kader van de afwikkeling van de bodemsanering is per 30 juni 2014 een concept-nota van afrekening van het onder 2.2 bedoelde depot inclusief rente en notariskosten door de notaris opgesteld.
3. Het standpunt
3.1
Klager stelt zich — kort samengevat — op het standpunt dat de notaris niet zorgvuldig is omgegaan met het depot dat destijds op grond van artikel 6 van de akte van levering door klager is gestort (hierna: het depot).
De verschillende klachtonderdelen worden met instemming van klager omschreven als volgt.
Klachtonderdeel 1)
De notaris heeft verzuimd een depotovereenkomst op te stellen.
Klachtonderdeel 2)
De notaris heeft geen opgave van de jaarlijks over het depot te ontvangen rente aan klagers verstrekt.
Klachtonderdeel 3)
Het rentepercentage van 1% is te laag, zodat de eindafrekening van 1 juli 2014 niet juist is.
Klachtonderdeel 4)
De notaris heeft verzuimd een jaarlijks overzicht te verstrekken van de over het depot (te) ontvangen rente, terwijl de notaris wel beheer- en administratiekosten in rekening heeft gebracht.
3.2
De notaris heeft de klachten van klager gemotiveerd betwist. De notaris stelt zich op het standpunt dat de klacht van klager niet-ontvankelijk dan wel ongegrond dient te worden verklaard.
3.3
De (overige) door klager en door de notaris ter onderbouwing van (de reactie op) de genoemde klachtonderdelen gestelde feiten en omstandigheden, voor zover voor de beoordeling van deze klacht van belang, komen hierna aan de orde.
4. De beoordeling
4.1
Ingevolge artikel 93 lid 1 Wet op het notarisambt (Wna) zijn notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.
4.2
Daarbij dient rekening te worden gehouden met artikel 99 lid 15 Wna waarin bepaald wordt dat een klacht slechts kan worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot klacht gerechtigde van het handelen of het nalaten van een notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven, kennis heeft genomen.
Tegen de achtergrond van het voorgaande, gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting, wordt uitgegaan van de volgende de klachtonderdelen.
4.2
Klachtonderdeel 1)
De notaris heeft verzuimd een depotovereenkomst op te stellen.
Klager stelt dat het vanwege de omvang van het depotbedrag en de relatief lange looptijd van het depot op de weg van de notaris had gelegen een depotovereenkomst op te stellen. Het feit dat de rechtsvoorganger van de notaris dat ten tijde van de akte van levering in 2006 heeft nagelaten, had de notaris toen hij met het depot bekend werd, er niet van behoeven te weerhouden alsnog een depotovereenkomst op te stellen.
De notaris merkt op dat hij geen verantwoordelijkheid draagt voor het feit dat zijn rechtsvoorganger heeft verzuimd een depotovereenkomst op te stellen. De notaris stelt zich daarom op het standpunt dat hem hiervan geen verwijt kan worden gemaakt. Daarnaast stelt de notaris zich op het standpunt dat de akte van levering, voor zover deze bepalingen met betrekking tot het depot bevat, is op te vatten als depotovereenkomst. De notaris heeft daarom ook geen aanleiding gezien om alsnog een depotovereenkomst op te stellen.
Ontvankelijkheid
Voor zover de klacht ziet op het handelen c.q nalaten van de rechtsvoorganger van de notaris, geldt dat klager de klacht niet tegen deze rechtsvoorganger heeft gericht. In zoverre kan klager niet in dit onderdeel van de klacht worden ontvangen. Voor zover de klacht ziet op het nalaten van de notaris waartegen deze klacht is gericht, geldt het volgende.
Klager kan slechts in dit onderdeel van de klacht worden ontvangen voor zover het gaat om nalaten van de notaris gelegen binnen de hierboven bedoelde driejaarstermijn van artikel 99 lid 15 Wna.
Het nalaten van de notaris is aangevangen op het moment van overname van het protocol van zijn rechtsvoorganger, althans op het moment van de eerste daarop volgende accountantscontrole. Op laatst bedoeld moment (eind 2006) heeft de notaris immers in ieder geval kennis kunnen nemen van het lopende depot. Dat betekent dat de mogelijkheid om te klagen eind 2009 is komen te vervallen.
Er is evenwel sprake van een bijzondere situatie omdat de notaris ook in de daarop volgende jaren heeft nagelaten een depotovereenkomst op te stellen. Er is sprake van een bijzonder moment als klager zich op 30 november 2012 (bijlage 1 van de pleitnota van de notaris) zich tot de notaris wendt om informatie in te winnen over het depot. Op 10 december 2012 reageert de notaris als volgt: ‘in gemelde akte van levering zijn geen afspraken vastgelegd over rentevergoeding over gemeld depotbedrag.’ Vanaf dat moment is wederom een termijn van drie jaren gaan lopen waarbinnen klager kon klagen. De klacht van klager is daarom ontvankelijk.
Inhoudelijk
Inhoudelijk wordt ten aanzien van dit nalaten geoordeeld als volgt. Artikel 6 van de op grond van de Wna vastgestelde administratieverordening (hierna: de administratieverordening) bepaalt dat de administratie zodanig dient te zijn dat de notaris zorg kan dragen voor een zorgvuldige bewaring van cliëntengelden en voor een juiste en tijdige door-/terugbetaling van de aan hem toevertrouwde gelden of andere (gelds-)waarden.
Onder deze zorgvuldige bewaring valt naar het oordeel van de kamer in een zaak als hier aan de orde, ook te verstaan het opmaken van een depotovereenkomst.
Het feit dat de notaris dit heeft nagelaten ondanks dat klager bij de notaris uitdrukkelijk heeft geïnformeerd naar de geldende voorwaarden, is naar het oordeel van de kamer, gelet op de omvang van het depotbedrag en de lange looptijd van het depot, in dit geval tuchtrechtelijk verwijtbaar. Dit klachtonderdeel wordt daarom, voor zover ontvankelijk, gegrond verklaard.
4.3
Klachtonderdeel 2)
De notaris heeft geen opgave van de jaarlijks over het depot te ontvangen rente aan klagers verstrekt.
Klager stelt dat hij van een andere notaris gehoord heeft dat een dergelijke opgave behoort te worden verstrekt.
De notaris stelt zich op het standpunt dat een jaarlijkse opgave van de rente niet gebruikelijk is en dat klager er ook niet om gevraagd heeft.
Bovendien was de notaris niet op de hoogte van het adres van klager, omdat klager gedurende de looptijd van het depot een aantal malen verhuisd is en geen adreswijziging aan de notaris heeft doorgegeven.
Klager stelt zich op het standpunt dat het feit dat hij — klager — gedurende de looptijd van het depot verhuisd is, voor de notaris kennelijk geen belemmering is geweest om klager per post te bereiken. Klager heeft namelijk in bedoelde periode over een andere zaak wel post van de notaris ontvangen.
Hetgeen hierboven onder 4.2 is overwogen ten aanzien van het eerste klachtonderdeel, geldt mutatis mutandis ook voor wat betreft het tweede klachtonderdeel.
Ontvankelijkheid
Het eerder aangehaalde verzoek van klager van 30 november 2012 heeft immers betrekking op het uitblijven van een (jaarlijkse) rente-opgave, zodat de klacht tegen het nalaten van de notaris op dit punt in zoverre eveneens geacht moet worden tijdig te zijn ingediend. Voor zover de klacht ziet op nalaten van notaris na bedoelde datum, is klager derhalve ontvankelijk in zijn klacht
Inhoudelijk
Daarbij komt dat ook ten aanzien van de rente-opgave geldt dat deze uit een oogpunt van zorgvuldige bewaring als bedoeld in artikel 6 van de administratieverordening jaarlijks dient te worden verstrekt, in ieder geval wanneer daarom, zoals hier, wordt gevraagd.
Dit niet verstrekken van een jaarlijkse rente-opgave is naar het oordeel van de kamer, gelet op de omvang van het depotbedrag en de lange looptijd van het depot, in dit geval tuchtrechtelijk verwijtbaar. Dit klachtonderdeel wordt daarom eveneens gegrond verklaard.
4.4
Klachtonderdeel 3)
Het rentepercentage van 1% is te laag, zodat de eindafrekening van 1 juli 2014 niet juist is.
Klager stelt zich op het standpunt dat het rentepercentage geldend voor de depotrekening van notarissen in 2007 en daarop volgende jaren zeker hoger is geweest dan 1% . Klager vindt het daarom niet juist dat de eindafrekening van juli 2014 uitgaat van telkens 1% rente per jaar. Bovendien is er rente opgebouwd over de rente. Ook daarvan blijkt uit de eindafrekening niet.
De notaris stelt dat de accountant wel degelijk jaarlijks de rente heeft berekend en het desbetreffende bedrag ook jaarlijks aan het totaalsaldo heeft toegevoegd.
De stelling van klager dat de rente gedurende de looptijd van het depot ook wel meer dan 1% heeft bedragen, is in de visie van de notaris onvoldoende onderbouwd.
De notaris vindt de door klager berekende rentevergoeding exorbitant hoog en stelt zich op het standpunt dat een dergelijke berekening geen aanleiding kan geven tot een klacht, te meer nu klager niet inhoudelijk heeft gereageerd op de door de notaris gepresenteerde renteberekening.
De kamer is van oordeel dat het op de weg van de notaris had gelegen de juistheid, althans de redelijkheid van het per jaar te hanteren/gehanteerde rentepercentage inzichtelijk en aannemelijk te maken.
De notaris heeft echter de keuze voor het door hem in de afrekening van 1 juli 2014 voor de volledige looptijd van het depot (van 2006 tot 2014) gehanteerde rentepercentage van 1% niet, althans onvoldoende onderbouwd. De notaris is bij zijn berekening van een beduidend lager rentebedrag uitgegaan dan het bedrag dat door hem daadwerkelijk op het gedeponeerde bedrag is ontvangen. Navraag bij de bank leerde de notaris dat over de jaren hier van belang telkens een ander en hoger dan het aanvankelijk door de notaris gehanteerde percentage heeft gegolden. De handelwijze van de notaris komt zodoende ook op dit punt in strijd met de eisen die het hierboven omschreven uitgangspunt van zorgvuldige bewaring stelt. De klacht wordt daarom ook op dit onderdeel gegrond verklaard.
4.5
Klachtonderdeel 4)
De notaris heeft verzuimd een jaarlijks overzicht te verstrekken van de over het depot (te) ontvangen rente, terwijl de notaris wel beheer en administratiekosten in rekening heeft gebracht.
Klager stelt zich op het standpunt dat de beheer- en administratiekosten ten onrechte in rekening worden gebracht. Indien daadwerkelijk van beheer sprake zou zijn geweest, dan zou klager jaarlijks een rente-opgave hebben moeten ontvangen. Deze zou hij onder meer hebben kunnen gebruiken voor zijn belastingopgave.
De notaris stelt zich op het standpunt dat hij wel degelijk kosten heeft moeten maken vanwege het beheer en de administratie van het depot en dat het normaal is dat deze in rekening worden gebracht. Bovendien heeft de notaris extra werkzaamheden verricht in verband met beslaglegging en fiscale doeleinden.
De kamer overweegt dat uit de stukken en het verhandelde ter zitting niet is gebleken van (extra) beheers- en administratie-werkzaamheden van de notaris tot aan het moment van de eindafrekening per 30 juni 2014.
Het enkele feit dat per 10 december 2012 kennelijk de zogenaamde financiële kaart van het dossier van klager geprint is, vormt naar het oordeel van de kamer onvoldoende grond om de post beheers- en administratiekosten per 30 juni 2014 ad € 1685,- ex BTW te rechtvaardigen.
De klacht wordt daarom ook op dit onderdeel gegrond verklaard.
4.6
Maatregel
Vanwege de ernst van het verwijt dat de notaris op grond van het voorgaande te maken valt in samenhang met het feit dat de notaris geen blijk geeft van besef van de ernst van het tuchtrechtelijk verwijt dat hem gemaakt wordt, wordt oplegging van de maatregel van berisping als bedoeld in artikel 103 lid 1 Wna juist en passend geacht.
5. De beslissing
De kamer voor het notariaat:
Verklaart de klacht:
- —
op klachtonderdeel 1): deels niet-ontvankelijk en deels gegrond;
- —
op klachtonderdeel 2): deels niet-ontvankelijk en deels gegrond;
- —
op klachtonderdeel 3): gegrond;
- —
op klachtonderdeel 4): gegrond.
Terzake van de gegrond verklaarde klachtonderdelen wordt aan de notaris de maatregel van berisping opgelegd.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.J. Jue, voorzitter van de kamer en mrs. W.J. Hordijk, A.W. Drijver, M.C.J. Heessels, A. Roesink — Kragt, in tegenwoordigheid van mr. M.J. Derksen, secretaris, uitgesproken in het openbaar en getekend op 23 november 2015.
de secretaris
de voorzitter
Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam. Postadres, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.