Aanvankelijk is een verzoekschrift in cassatie ingediend door een daartoe niet bevoegde advocaat. Binnen de cassatietermijn is dit verzuim hersteld.
HR, 10-06-2011, nr. 11/01429
ECLI:NL:HR:2011:BQ2797
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
10-06-2011
- Zaaknummer
11/01429
- Conclusie
Mr. F.F. Langemeijer
- LJN
BQ2797
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2011:BQ2797, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑06‑2011
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2011:BQ2797
ECLI:NL:HR:2011:BQ2797, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 10‑06‑2011; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2011:BQ2797
- Wetingang
art. 8 Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen
- Vindplaatsen
JVggz 2011/26
Conclusie 10‑06‑2011
Mr. F.F. Langemeijer
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Betrokkene]
tegen
Officier van Justitie te Maastricht
1.
Deze Bopz-zaak leent zich voor een verkorte conclusie. Op 20 december 2010 heeft de officier van justitie in het arrondissement Maastricht de rechtbank aldaar verzocht ten aanzien van verzoeker tot cassatie (geb. 1939, hierna: betrokkene) een voorlopige machtiging te verlenen.
2.
Bij het verzoekschrift was een geneeskundige verklaring gevoegd van de psychiater [psychiater 1], die betrokkene heeft onderzocht maar niet bij de behandeling betrokken was. In deze verklaring (rubriek 2) wordt melding gemaakt van het plegen van overleg met de huisarts en de behandelend psychiater [psychiater 2]. Verder vermeldt de verklaring dat het psychiatrisch onderzoek en de beoordeling van het gevaar mede zijn gebaseerd op inlichtingen van het personeel van het verzorgingshuis waar betrokkene voor dagbehandeling verblijft (rubriek 4.a en 4.c resp. 5.a en 5.d). De diagnose luidt:‘ontremming, decorumverlies, affectlabiliteit en zelfoverschatting, meest waarschijnlijk op basis van een (frontaal) dementieel syndroom, dan wel door een hypomaan toestandsbeeld (…)’ (4.d).
3.
De rechtbank heeft op 30 december 2010 betrokkene, zijn echtgenote en twee zonen alsmede een sociaal-psychiatrisch verpleegkundige gehoord. Hoewel betrokkene te kennen gaf geen bijstand te willen van de hem toegevoegde raadsman (mr. Hendriks), heeft hij wel ingestemd met diens aanwezigheid bij de mondelinge behandeling. Bij beschikking van diezelfde datum heeft de rechtbank de verzochte machtiging verleend voor de duur van zes maanden.
4.
Namens betrokkene is — tijdig — beroep in cassatie ingesteld1.. In cassatie is geen verweer gevoerd.
5.
De klacht houdt in dat het beginsel van hoor en wederhoor is geschonden, nu betrokkene voorafgaand aan de bestreden beschikking niet in staat is gesteld om:
- a)
kennis te nemen van en te reageren op de inlichtingen van de huisarts, de behandelend psychiater en het personeel van het verzorgingshuis,
- b)
de deskundigen, wier oordeel aan de beslissing ten grondslag ligt, als getuigen te laten horen en/of een contra-expertise te laten uitbrengen.
Ter toelichting is gesteld dat betrokkene de juistheid van de informatie van het personeel van het verzorgingstehuis op verscheidene punten betwist, dat hij voldoende beseft wat hij doet en dat hij geen gevaar vormt voor zichzelf of zijn omgeving.
6.
Bij zijn klacht mist betrokkene belang, voor zover deze betrekking heeft op inlichtingen die de huisarts en de behandelend psychiater — in het kader van het door art. 5 lid 3 Wet Bopz voorgeschreven overleg — aan psychiater [psychiater 1] hebben verstrekt. In de geneeskundige verklaring is de inhoud van deze inlichtingen niet vermeld en wordt evenmin daarnaar verwezen. De bestreden beslissing is daarop niet gebaseerd.
7.
Wat betreft de inlichtingen van het personeel van het verzorgingshuis mist de klacht feitelijke grondslag. In de geneeskundige verklaring is de korte inhoud van deze inlichtingen vermeld. Niet is gesteld dat betrokkene althans zijn advocaat vóór de mondelinge behandeling geen afschrift van de geneeskundige verklaring heeft ontvangen op de voet van art. 279 lid 2 Rv. Evenmin blijkt uit de processtukken, het proces-verbaal of de beschikking dat hem de inzage daarvan is onthouden. Betrokkene heeft gelegenheid gehad om naar aanleiding van (de weergave van deze inlichtingen in) de geneeskundige verklaring een reactie hierop te geven en desgewenst een getuigenverhoor en/of een contra-expertise aan te vragen. Anders dan in de zaak HR 11 december 2009 (LJN: BK0866), waarnaar de toelichting op de klacht verwijst, heeft de rechtbank niet buiten de zitting bij derden inlichtingen ingewonnen. De slotsom is dat de klacht faalt. Toepassing van art. 81 RO wordt in overweging gegeven.
Conclusie
De conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden,
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 10‑06‑2011
Uitspraak 10‑06‑2011
Inhoudsindicatie
Art. 81 RO. Bopz. Verzoek tot verlenen voorlopige machtiging.
10 juni 2011
Eerste Kamer
11/01429
EV/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Betrokkene],
thans verblijvende in het Psychiatrisch Ziekenhuis Stichting Mondriaan te Heerlen,
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. H.H.M. Meijroos,
t e g e n
OFFICIER VAN JUSTITIE ARRONDISSEMENT MAASTRICHT,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als betrokkene en de officier van justitie.
1. Het geding in feitelijke instantie
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak 157296/BZ RK 10-751 van de rechtbank Maastricht van 30 december 2010.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de rechtbank heeft betrokkene beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van betrokkene heeft bij brief van 6 mei 2011 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en W.A.M. van Schendel, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 10 juni 2011.