Einde inhoudsopgave
Procedurele waarborgen in materiële EVRM-rechten 2017/13.4.4
13.4.4 Karakteristieken van mensenrechtenbeoordeling als meer algemene indirecte procedurele implicaties
T. de Jong, datum 01-03-2017
- Datum
01-03-2017
- Auteur
T. de Jong
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Staatsrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Hoofdstuk 12, paragraaf 12.3.3.
Zie hoofdstuk 11, in het bijzonder paragraaf 11.4.2.1 en 11.5.2 en 11.5.5.
Zie ook hiervoor onder paragraaf 13.4.1.
EHRM 3 oktober 2014, AB 2014, 433, m.nt. A.J.Th. Woltjer, EHRC 2014, 262, m.nt. M. den Heijer, JV 2014, 343, m.nt. P. Boeles (Grote Kamer) (Jeunesse t. Nederland).
Uitzonderingen zijn er tenslotte ook waar het gaat om de strikte toepassing van termijnen door het EHRM, zie hoofdstuk 10, paragraaf 10.3.3.
Opnieuw: EHRM 3 oktober 2014, AB 2014, 433, m.nt. A.J.Th. Woltjer, EHRC 2014, 262, m.nt. M. den Heijer, JV 2014, 343, m.nt. P. Boeles (Grote Kamer) (Jeunesse t. Nederland).
Zie hoofdstuk 11, paragraaf 11.4.2.1 en hoofdstuk 12, paragraaf 12.3.3.1 en de eerdere verwijzing naar Nussberger 2017.
EHRM 17 juli 2014, EHRC 2014, 212, m.nt. H. De Vylder (Centre of Legal Resources on Behalf of Valentin Câmpeanu t. Roemenië). Zie ook: EHRM 18 juni 2013, EHRC 2013, 210, m.nt. A.E.M. Leijten (Necheva e.a. t. Bulgarije) (overlijden van deze kwetsbare kinderen als gevolg van een tekort aan eten en medicijnen komt veel gewicht toe in de belangenafweging van het Hof), en hoofdstuk 10, paragraaf 10.4.2.2.
Los van de hiervoor genoemde indirecte procedurele implicaties die aan het specifieke recht zijn gelieerd, kan ook in meer algemene termen de toetsingswijze van het Hof van wat extra duiding worden voorzien.1 Bovendien brengt ook dit indirecte implicaties met zich. De materiële EVRM-rechten die centraal staan in deze studie vormen hiervoor de basis en de uitkomst heeft een bredere toepassing.
Kenmerkend voor de EHRM-beoordeling is ten eerste de op het individu georiënteerde benadering of de beoordeling op maat. Ten tweede typeert de bijzondere bescherming die de categorie kwetsbare personen toekomt de beoordeling door het Hof.
Illustratief voor de op het individu georiënteerde benadering is zowel de coulantere opstelling van het Hof ten aanzien van klager in een artikel 3 EVRM-uitzettingszaak als de invulling van het minimale niveau van ernst waaraan de door klager ondervonden hinder moet voldoen om binnen het toepassingsbereik van artikel 8 EVRM te vallen.2 In het geval van artikel 3 EVRM is het Hof bereid om de bewijslast naar beneden bij te stellen, omdat dit beter aansluit bij de lastige (bewijs)positie waarin klager zich bevindt.3
Bij het bepalen of artikel 8 EVRM van toepassing is, speelt onder meer wat op nationaal niveau aan maatregelen is genomen om de hinder voor klager te beperken. Dit kan onder omstandigheden betekenen dat aan klager alternatieve woonruimte had moeten worden geboden of dat een vergunningverlening geen doorgang had mogen vinden. Of het Hof de ‘minimum level of severity’ van de hinder aanwezig acht, is dus sterk afhankelijk van de hinder die door klager is ervaren en wat de nationale autoriteiten hebben gedaan om dit te voorkomen of te beperken. Dit maatwerk van het EHRM levert in zoverre een indirecte procedurele implicatie op, nu in de nationale procedure zowel materieel als procedureel aandacht dient te bestaan voor de concrete gevolgen (zoals hinder) van besluiten voor het individu. Zo kan op nationaal niveau al worden voorkomen dat artikel 8 EVRM in de procedure voor het Hof van toepassing wordt verklaard.
Daarnaast is ook het gewicht dat het belang van het kind toekomt in de beoordeling van het Hof illustratief voor het maatwerk dat het Hof levert. Binnen deze beoordeling wordt bijzondere aandacht gegeven aan welke maatregel in het beste belang van het kind is. Hieruit volgt de indirecte verplichting dat ook binnen de nationale procedure bijzondere bescherming aan het (kwetsbare) individu moet worden geboden.4
Tot slot is ook het oordeel van het Hof dat een algemene regeltoepassing niet aansluit bij de bijzondere omstandigheden van het individu kenmerkend voor het maatwerk dat het Hof (doorgaans)5 levert.6 Toch lijkt het Hof in sommige gevallen juist wel de voorkeur te geven aan een meer algemene regeltoepassing. Voordeel hiervan is dat dit de rechtszekerheid ten goede komt en er minder twijfel voor de nationale autoriteiten bestaat over de toepassing van de regel.7
Het tweede kenmerk als onderdeel van de karakteristieken van mensenrechtenbeoordeling ziet op de bijzondere bescherming van kwetsbare groepen. Opnieuw is het maatwerk van het Hof onder artikel 3 EVRM in uitzettingszaken ten aanzien van de omgang met het bewijs hier een voorbeeld van. Het feit dat het gaat om een kwetsbare asielzoeker heeft bijgedragen aan deze aangepaste/bijzondere bescherming. Ook de toekenning van procesbevoegdheid aan een NGO in een Roemeense zaak door de Grote Kamer van het Hof illustreert deze bijzondere bescherming. In casu hebben de ernstige omstandigheden en de kwetsbaarheid van de inmiddels overleden minderjarige klager eraan bijgedragen dat het Hof deze bevoegdheid aan de NGO heeft verleend.8