Einde inhoudsopgave
Wet op de expertisecentra
Artikel 41a Ontwikkelingsperspectief
Geldend
Geldend van 01-08-2017 tot 01-08-2025
- Bronpublicatie:
10-02-2017, Stb. 2017, 71 (uitgifte: 02-03-2017, kamerstukken: 34446)
- Inwerkingtreding
01-08-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-04-2017, Stb. 2017, 183 (uitgifte: 12-05-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Voor een leerling voor wie speciaal onderwijs dan wel voortgezet speciaal onderwijs wordt verzorgd, stelt het betreffende bevoegd gezag een ontwikkelingsperspectief vast na advies van de commissie voor de begeleiding dan wel de commissie van onderzoek en nadat op overeenstemming gericht overleg is gevoerd met de ouders dan wel, indien de leerling meerderjarig en handelingsbekwaam is, met de leerling.
2.
In afwijking van het eerste lid, wordt het deel van het ontwikkelingsperspectief betreffende de individuele begeleiding van de leerling vastgesteld na advies van de commissie voor begeleiding dan wel de commissie van onderzoek en nadat hierover overeenstemming bereikt is tussen het bevoegd gezag en de ouders dan wel, indien de leerling meerderjarig en handelingsbekwaam is, met de leerling.
3.
Het ontwikkelingsperspectief wordt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes weken na de inschrijving van de leerling vastgesteld. Indien het betreft een inschrijving op grond van artikel 40, achtste of negende lid, wordt het ontwikkelingsperspectief uiterlijk binnen zes weken na de definitieve plaatsing van de leerling vastgesteld.
4.
Het ontwikkelingsperspectief wordt ten minste één keer per schooljaar met de ouders, dan wel, indien de leerling meerderjarig en handelingsbekwaam is, met de leerling, geëvalueerd.
5.
Na advies van de commissie voor de begeleiding dan wel de commissie van onderzoek en nadat op overeenstemming gericht overleg is gevoerd met de ouders, dan wel, indien de leerling meerderjarig en handelingsbekwaam is, met de leerling, kan het bevoegd gezag het ontwikkelingsperspectief bijstellen.
6.
In afwijking van het vijfde lid kan het bevoegd gezag het deel van het ontwikkelingsperspectief betreffende de individuele begeleiding van de leerling bijstellen na advies van de commissie voor de begeleiding dan wel de commissie van onderzoek en nadat overeenstemming bereikt is met de ouders, dan wel, indien de leerling meerderjarig en handelingsbekwaam is, met de leerling.
7.
Bij algemene maatregel van bestuur worden voorschriften over de inhoud van het ontwikkelingsperspectief vastgesteld.