NJ 2010/624
Veiligheidsfouillering in de zin van art. 9, vierde lid, Politiewet 1993.
HR 12-10-2010, ECLI:NL:HR:2010:BN4163, m.nt. T.M. Schalken
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
12 oktober 2010
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, C.H.W.M. Sterk, M.A. Loth
- Zaaknummer
08/03941
- Conclusie
A-G Vellinga
- Noot
T.M. Schalken
- LJN
BN4163
- JCDI
JCDI:ADS161272:1
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Bijzondere onderwerpen
Politierecht / Bevoegdheden
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2010:BN4163, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 12‑10‑2010
ECLI:NL:PHR:2010:BN4163, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑07‑2010
- Wetingang
Politiewet 1993art. 9 lid 4; Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaarart. 28 lid 1
Essentie
Art. 9, vierde lid, Politiewet 1993 jo art. 28, eerste lid, Besluit, verleent aan de daar bedoelde ambtenaren de bevoegdheid om, voorafgaand aan de insluiting op het politiebureau, de ingeslotene te onderzoeken door het aftasten en doorzoeken van diens kleding op de aanwezigheid van voorwerpen die tijdens de insluiting een gevaar voor de veiligheid van de betrokkene of voor anderen kunnen vormen. Blijkens de ontstaansgeschiedenis van deze bepalingen strekt die bevoegdheid ertoe ordemaatregelen mogelijk te maken die de veiligheid van een ieder in het cellencomplex dienen. Gelet op die strekking moet worden aangenomen dat onder het ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.