Einde inhoudsopgave
Instellingswet Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming 2015
Artikel 7
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2015
- Bronpublicatie:
01-04-2015, Stb. 2015, 140 (uitgifte: 10-04-2015, kamerstukken: 33970)
- Inwerkingtreding
01-07-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-04-2015, Stb. 2015, 166 (uitgifte: 07-05-2015, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Jeugdbeleid (V)
Penitentiair recht / Algemeen
Bijzonder strafrecht / Jeugdstrafrecht
1.
De leden van de Raad worden op eigen aanvraag bij koninklijk besluit ontslagen.
2.
De leden worden voorts door de Raad, bij een met redenen omkleed besluit ontslagen, geschorst of bij ongeschiktheid wegens ziekte met een andere taak belast en de leden worden door de voorzitter van de Raad bij met redenen omkleed besluit, gewaarschuwd overeenkomstig hoofdstuk 6A van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, met dien verstande dat:
- –
in plaats van ‘de rechterlijk ambtenaar’ wordt gelezen: het lid;
- –
in plaats van ‘Hoge Raad’ wordt gelezen: Raad;
- –
in plaats van ‘procureur-generaal’ wordt gelezen: voorzitter;
- –
in plaats van ‘plaatsvervangend procureur generaal’ wordt gelezen: voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak;
- –
in plaats van ‘een gerecht’ wordt gelezen: de Raad;
- –
in plaats van ‘functionele autoriteit’ wordt gelezen: voorzitter;
- –
de Raad de mededeling van beslissingen, bedoeld in artikel 46p, vijfde lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, doet aan Onze Minister.
3.
De artikelen 46i, vijfde lid, 46k, vijfde lid, en 46l tweede lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat wordt gelezen:
- –
in plaats van ‘de rechterlijke ambtenaar’: het lid;
- –
in plaats van ‘Hoge Raad’: Raad.