Regeling vervoer over de spoorweg van gevaarlijke stoffen
Bijlage 3
Geldend
Geldend vanaf 07-06-2023
- Bronpublicatie:
25-05-2023, Stcrt. 2023, 15448 (uitgifte: 06-06-2023, regelingnummer: ENW/BSK-2023/93240)
- Inwerkingtreding
07-06-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-05-2023, Stcrt. 2023, 15448 (uitgifte: 06-06-2023, regelingnummer: ENW/BSK-2023/93240)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Milieugevaarlijke stoffen
Vervoersrecht / Bijzondere onderwerpen
Verkeersrecht (V)
Bijzonder strafrecht / Economisch strafrecht
als bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van de Regeling vervoer over de spoorweg van gevaarlijke stoffen
Artikel 1. Erkende instanties
- 1.
In de onderstaande tabel zijn de erkende instanties opgenomen met betrekking tot de uitvoering van de voorschriften in de vermelde randnummers van bijlage 1 voor zover bedoelde handelingen worden uitgevoerd door Nederlandse instanties.
- 2.
In afwijking van het eerste lid is de uitvoering van de voorschriften in de vermelde randnummers van bijlage 1 voor zover deze betrekking hebben op drukhouders en tanks als bedoeld in de Regeling vervoerbare drukapparatuur voorbehouden aan de op grond van die regeling aangewezen instanties.
Randnummer | Instanties |
---|---|
1.1.3.1 d) | brandweer of politie |
1.3.3, eerste volzin | ILT |
1.4.2.2.4 | ILT |
1.7.4 | Autoriteit |
1.8.1.1; 1.8.1.2; 1.8.1.3; 1.8.1.4 | ILT |
1.8.2.2; 1.8.2.3 | ILT |
1.8.3.3; 1.8.3.5 | ILT |
1.8.3.7; 1.8.3.8; 1.8.3.10; 1.8.3.12; 1.8.3.14, 1.8.3.16 | CBR |
1.8.5.1; 1.8.5.3; 1.8.5.4 | ILT |
1.10.2.4, eerste volzin | ILT |
1.10.3.2.2, Opmerking | politie |
2.2.1.1, voor zover het betreft de autoriteit, genoemd in het Handboek beproevingen en criteria | TNO |
2.2.1.1.3 | TNO of Defensie, laatstgenoemde voor zover het betreft uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie |
2.2.1.1.7.2 | TNO |
2.2.1.1.8.1; 2.2.1.1.8.2; 2.2.1.1.9.1 | TNO |
2.2.1.3, Opmerking bij UN-nummer 0190 | TNO of Defensie, laatstgenoemde voor zover het betreft uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie |
2.2.2.1.5 | ILT |
2.2.41.1, voor zover het betreft de autoriteit, genoemd in Het Handboek beproevingen en criteria, 2.2.41.1.13 | TNO |
2.2.51.1 en 2.2.52.1, beide voor zover het betreft de autoriteit, genoemd in het Handboek beproevingen en criteria | TNO |
2.2.51.2.2 | TNO |
2.2.52.1.8 | TNO |
2.2.62.1.9, Opmerking; 2.2.62.1.12 | EZ of VWS |
2.2.9.1.7 | ILT |
3.1.2.6 | ILT |
3.3.1, bijzondere bepalingen 16 en 178 | TNO of Defensie, laatstgenoemde voor zover het betreft uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie |
3.3.1, bijzondere bepalingen 181, 237, 266, 271, 272 en 278 | TNO |
3.3.1, bijzondere bepaling 239, 283 en 356 | ILT |
3.3.1, bijzondere bepalingen 288, 307, 309, 311 en 364 | TNO |
3.3.1, bijzondere bepaling 376 en 636, Opmerking | ILT |
3.3.1, bijzondere bepaling 645 | TNO |
3.3.1, bijzondere bepaling 666 en 670 | ILT |
4.1.3.6.6; 4.1.3.8.1 | ILT |
4.1.4.1, P099 | ILT |
4.1.4.1, P101 | TNO of Defensie, laatstgenoemde voor zover het betreft uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie |
4.1.4.1, P405 (2) b) | TNO of Defensie, laatstgenoemde voor zover het betreft uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie |
4.1.4.1, P620, P650 | EZ of VWS |
4.1.4.1, P910 | ILT |
4.1.4.2, IBC520, IBC02, B16 | TNO |
4.1.5.15; 4.1.5.18 | TNO of Defensie, laatstgenoemde voor zover het betreft uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie |
4.1.7.2.2 | TNO |
4.1.8.7 | EZ of VWS |
4.1.10.4, MP21 | TNO of Defensie, laatstgenoemde voor zover het betreft uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie |
4.2.1.13.1; 4.2.1.13.3 | TNO |
4.2.3.6.4 | ILT |
4.3.2.1.7; 4.3.2.3.7 | ILT |
4.3.5, TU39 | TNO |
5.1.5 | Autoriteit |
5.2.2.1.9 | TNO |
5.4.1.2.1 | TNO of Defensie, laatstgenoemde voor zover het betreft uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie |
6.1.1.2 | ILT |
6.2.1.6.1, eerste zin; 6.2.1.7.2; 6.2.2.5.2.4; 6.2.2.5.2.6; 6.2.2.6.2.3; 6.2.2.6.2.4; 6.2.2.6.3.2; 6.2.2.6.3.3; 6.2.2.6.4.1; 6.2.2.6.4.3; 6.2.2.6.4.5; 6.2.2.6.4.6; 6.2.2.6.4.7; 6.2.5 | ILT |
6.2.6.3.2; 6.2.6.3.3 | ILT |
6.3.2.1 | ILT |
6.4 | Autoriteit |
6.5.1.1.2 | ILT |
6.6.1.3 | ILT |
6.7.1.2; 6.7.1.3; 6.2.19.6.1 b); 6.7.3.15.6.1 (b) | ILT |
6.8.2.7, 6.8.3.7 | ILT |
6.8.4, TA2 | TNO |
6.11.2.4 | ILT |
6.11.5.4.2 | ILT |
7.3.2.6.2 d) | ILT |
7.7 | ILT |
Artikel 2
- 1.
In deze bijlage wordt verstaan onder:
Autoriteit: Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Kernenergiewet;
brandweer: brandweerdiensten, met uitzondering van de bedrijfsbrandweer als bedoeld in het Besluit veiligheidsregio's;
CBR:Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen;
Defensie: Minister van Defensie;
EZ: Minister van Economische Zaken;
ILT: Minister, namens deze de Inspecteur-Generaal Leefomgeving en Transport;
politie: het landelijke politiekorps, bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de Politiewet 2012;
TNO: Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek;
VWS: Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Artikel 3. Erkenningsvoorwaarden
- 1.
Een in artikel 1 erkende instantie, met uitzondering van bij de Staat der Nederlanden behorende organen, de politie en de brandweer, bedoeld in artikel 2:
- a.
heeft rechtspersoonlijkheid;
- b.
is redelijkerwijs onafhankelijk van de betrokken opdrachtgever;
- c.
beschikt over voldoende vakbekwaamheid voor de desbetreffende taak op ten minste MBO-niveau;
- d.
beschikt over een geschikt kwaliteitsborgingssysteem, en
- e.
voldoet aan andere door de Minister met het oog op het behoorlijk uitvoeren van de desbetreffende taak te stellen nadere voorschriften.
- 2.
De Minister kan een erkenning intrekken of schorsen, indien naar zijn oordeel niet wordt voldaan aan het eerste, derde of vierde lid.
- 3.
De erkende instantie, bedoeld in het eerste lid, verstrekt de Minister binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar een overzicht van de in dat jaar verrichte keuringen, bevattende goedkeuringen, weigeringen tot goedkeuring, alsmede de redenen voor weigeringen tot goedkeuring.
- 4.
De erkende instantie, bedoeld in het eerste lid, verstrekt alle inlichtingen die namens de Minister verlangd worden door de Inspecteur-Generaal Leefomgeving en Transport en die betrekking hebben op het eerste lid voor zover betreffende handelingen met betrekking tot wagens en tanks als bedoeld in bijlage 1.