NJ 2023/35
De raadsman legt een pleitnota met daarin een beroep op artikel 261 lid 3 Sr ter terechtzitting over, maar draagt de inhoud ervan niet uitdrukkelijk voor. Op een nadere terechtzitting verwijst hij naar zijn pleitnota en doet hij een beroep op artikel 10 EVRM. HR: hof kon het verweer opvatten als een beroep op artikel 10 EVRM.
HR 20-12-2022, ECLI:NL:HR:2022:1897
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
20 december 2022
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, J.C.A.M. Claassens, M. Kuijer
- Zaaknummer
21/02272
- Conclusie
A-G mr. A.E. Harteveld
- Noot
Red. Aant.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS685526:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:1897, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 20‑12‑2022
ECLI:NL:PHR:2022:885, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑10‑2022
Beroepschrift, Hoge Raad, 13‑12‑2021
- Wetingang
Art. 261 Sr
Essentie
Smaadschrift. De raadsman van de verdachte legt een pleitnota met daarin een beroep op artikel 261 lid 3 Sr ter terechtzitting over, maar draagt de inhoud ervan niet uitdrukkelijk voor. Op een nadere terechtzitting verwijst hij naar zijn pleitnota en doet hij een beroep op artikel 10 EVRM. Hof dat niet hoefde te reageren op het schriftelijk verweer in pleitnota kon zich beperken tot verwerping beroep op artikel 10 EVRM.
Samenvatting
Geen rechtsregel verplicht de rechter te beslissen op een door de verdachte schriftelijk gevoerd verweer dat niet door of namens de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.