RvdW 2018/404
Prejudiciële beslissing op voet art. 392 Rv. Begrip ‘belanghebbende’ in art. 798 lid 1 eerste volzin Rv en art. 806 lid 1 Rv bij beëindiging van door ouders gezamenlijk uitgeoefend ouderlijk gezag (art. 1:266 BW); betekenis art. 8 EVRM. Mogelijkheid principaal en incidenteel hoger beroep van elke ouder.
HR 30-03-2018, ECLI:NL:HR:2018:463
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
30 maart 2018
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, G. Snijders, M.V. Polak, C.E. du Perron, C.H. Sieburgh
- Zaaknummer
17/04701
- Conclusie
A-G mr. R.H. de Bock
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Algemeen
Personen- en familierecht / Familieprocesrecht
Personen- en familierecht / Kinderbescherming
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:463, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 30‑03‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:113, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 02‑02‑2018
- Wetingang
Essentie
Prejudiciële beslissing op voet art. 392 Rv. Begrip ‘belanghebbende’ in art. 798 lid 1 eerste volzin Rv en art. 806 lid 1 Rv bij beëindiging van door ouders gezamenlijk uitgeoefend ouderlijk gezag (art. 1:266 BW); betekenis art. 8 EVRM. Mogelijkheid principaal en incidenteel hoger beroep van elke ouder.
De door art. 798 lid 1 eerste volzin Rv bestreken kring van belanghebbenden in zaken van personen- en familierecht (in andere zaken dan scheidingszaken) kan niet in algemene zin worden afgebakend. Slechts indien het onderwerp van de zaak ertoe kan ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.