Rb. 's-Hertogenbosch, 30-06-2011, nr. 01/889058-11
ECLI:NL:RBSHE:2011:BQ9809
- Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Datum
30-06-2011
- Zaaknummer
01/889058-11
- LJN
BQ9809
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBSHE:2011:BQ9809, Uitspraak, Rechtbank 's-Hertogenbosch, 30‑06‑2011; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 30‑06‑2011
Inhoudsindicatie
Verdachte veroordeeld tot een geldboete van Eur 500,- subsidiair 10 dagen hechtenis voor kort gezegd schening van het ambtsgeheim (artikel 272 Sr). Verweer strekkende tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie is verworpen. Het zijn discretionaire bevoegdheden van de officier van justitie om in een zaak een transactie aan te bieden of een zaak af te doen met een strafbeschikking. De argumenten van de officier van justitie om verdachte te dagvaarden zijn valide en van schending van de beginselen van een behoorlijke procesorde is geen sprake. Beroep op rechtvaardigingsgrond noodtoestand is eveneens verworpen. Verdachte heeft doelbewust in strijd met zijn ambtsplicht handelingen verricht die schade aan het aanzien van het ambt van rechter en het daarin te stellen vertrouwen kunnen toebrengen.
vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/889058-11
Datum uitspraak: 30 juni 2011
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960,
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 juni 2011.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 06 juni 2011.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op een tijdstip in de periode van 20 januari 2011 tot en met 26 januari
2011, te Zwolle, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, enig geheim, waarvan hij en/of zijn
mededader wist of redelijkerwijs moest vermoeden, dat hij en/of zijn mededader
uit hoofde van het ambt van rechter, beroep of wettelijk voorschrift
verplicht was het te bewaren, opzettelijk heeft geschonden,
immers hebben / heeft verdachte en/of zijn mededader gegevens met betrekking
tot het strafrechtelijk verleden van [aangever] (geboren [geboortedatum] 1975 te [geboorteplaats])
(afkomstig uit het Justitiële Documentatieregister) en/of informatie met
betrekking tot een lopend strafrechtelijk onderzoek tegen die [aangever] (afkomstig
uit het herkenningsdienstsysteem (HKS) en de Module Integrale Bevraging (MIB))
verstrekt aan zijn echtgenote [echtgen[echtgenote van verdachte], middels het
(door)zenden aan die [echtgenote van verdachte], van een email afkomstig van zijn
mededader, [medeverdachte], gericht en verzonden aan hem, verdachte, met de
tekst:
"Hoi [verdachte],
eerst maar het slechte nieuws: die [aangever] is een echt een héle zware en
(vuur)gevaarlijke (en ook slimme) jongen. Ik heb de HKS gegevens (met codes
vuurwapengevaarlijk en vluchtgevaarlijk) en de doc ingezien.
[aangever] heeft (oa) 4,5 jaar GS gekregen voor oa poging doodslag en
vrijheidsberoving, 2 jaar GS voor geweldsdelict + WWM, GS 32 mnd wv 8 vw voor
oa geweld en belaging, GS 9 maand voor geweld en WWM, GS 6 maand voor geweld,
GS 3 jaar en 11maand voor afpersing, een keer vrijspraak voor verkrachting, in
juli 2010 nog veroordeeld voor huiselijk geweld GS 6 mnd wv 3 vw (kennelijk
had de reclassering nog goede hoop...) etc etc. Al deze veroordelingen
gedurende een periode van een jaar of 12...
het goede nieuws: de regio recherche uit den haag zit er boven op. Ze hebben
[vriendin van aangever] asl slachtoffer van MH in beeld en wachten tot zij zover is om
aangifte te gaan doen. Dit zou de politie zeer helpen!
Er is ook een contactpersoon van afd. Zeden aangewezen voor contact met de
familie.
Verder heb ik de naam en tel. nummer van de tactisch leider van het onderzoek.
Wellicht is het het handigst dat ik in een latere fase nog eens - al dan niet
op jou aangeven - contact met die persoon opneem?
Groeten,
[medeverdachte]
[medeverdachte]
Officier van Justitie
Mensenhandel/Mensensmokkel Regio Zwolle/Almelo
Openbaar Ministerie
Arrondissementsparket Zwolle
T: (telefoonnummer)
M: (mobiele telefoonnummer)
F: (faxnummer)
E: (emailadres)"
art 272 lid 1 Wetboek van Strafrecht
De formele voorvragen.
De geldigheid van de dagvaarding.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is.
De bevoegdheid van de rechtbank.
De rechtbank is ingevolge de toepassing van artikel 510 van het Wetboek van
Strafvordering bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.
De raadsman heeft betoogd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vervolging omdat geen strafbeschikking is genomen of een transactieaanbod is gedaan. De raadsman is van oordeel dat sprake is van schending van het beginsel van redelijke en billijke belangenafweging. De rechtbank overweegt dat de beslissing om een verdachte al dan niet te dagvaarden is voorbehouden aan het openbaar ministerie. Het openbaar ministerie is bevoegd maar niet verplicht tot het aanbieden van een transactie of tot het gebruik maken van de mogelijkheid om een zaak af te doen met een strafbeschikking. Het gaat om discretionaire bevoegdheden. Een verdachte kan zich op grond van de beginselen van een behoorlijke procesorde beroepen op de uitgangspunten die in de wet of in gepubliceerde richtlijnen zijn geformuleerd, maar het staat het openbaar ministerie vrij om gemotiveerd af te wijken van genoemde uitgangspunten. De officier van justitie heeft bij requisitoir toegelicht waarom in deze zaak is gekozen voor het dagvaarden van verdachte. Met name hebben voor het openbaar ministerie de doorslag gegeven het zwaarwegende belang van een betrouwbare overheid en het vermijden van de suggestie dat in de ambtelijke hoedanigheid van de verdachte aanleiding wordt gevonden om de zaak buiten de openbaarheid af te doen. De rechtbank is van oordeel dat de door het openbaar ministerie aangevoerde argumenten valide zijn en dat geen sprake is van schending van de beginselen van een behoorlijke procesorde. De rechtbank verwerpt het verweer. De officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen.
Gronden voor schorsing van de vervolging.
Er zijn geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen1 en de beoordeling daarvan.
Vaststaande feiten.
Verdachte is rechter-commissaris bij de rechtbank Zwolle-Lelystad. In de eerste week van januari 2011 spreekt verdachte officier van justitie [medeverdachte] aan na afloop van een getuigenverhoor waarbij beiden betrokken zijn geweest. Hij legt hem, als specialist in mensenhandelzaken, een situatie voor rond [vriendin van aangever], de dochter van kennissen, waarbij aangever [aangever] is betrokken. [verdachte] spreekt daarbij uit dat hij het vermoeden heeft dat sprake is van loverboyproblematiek.
Op 17 januari 2011 stuurt verdachte een e-mailbericht aan [medeverdachte] met als inhoud: "[medeverdachte], zou je toch nog eens kunnen kijken naar die zaak waar ik je over sprak. Inmiddels is het slachtoffer zwanger, mogelijk in de prostitutie en mogelijk aan de coke. De persoon die het betreft is [aangever], [geboortedatum]. Adres: [adres aangever]. Groet, [verdachte]."2
[medeverdachte] doet navraag en ontvangt gegevens uit het Justitiële Documentatieregister3, herkenningsdienstsysteem (HKS) en de Module Integrale Bevraging. (MIB)4.
Op 20 januari 2011 stuurt [medeverdachte] een bericht aan verdachte met de inhoud die in de tenlastelegging integraal is opgenomen. Als onderwerp van dit bericht is vermeld "[aangever]".5
Uit de adresregels van de aangehaalde e-mailberichten valt op te maken dat voornoemd e-mailverkeer plaatsvindt met gebruikmaking van de zakelijke e-mailadressen van [medeverdachte] en verdachte.
Verdachte stuurt het door hem ontvangen bericht op verzoek van zijn echtgenote, [echtgenote van verdachte], ongewijzigd door naar het door verdachte en zijn echtgenote gebruikte privé-emailadres6. De echtgenote van verdachte gebruikt vervolgens informatie uit dit bericht in een email die zij op 26 januari 2011 verzendt naar [moeder van vriendin van aangever]7, de moeder van de in de e-mail genoemde [vriendin van aangever].
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen met dien verstande dat er geen bewijs is voor medeplegen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman bepleit vrijspraak. Hij voert daartoe aan dat de uitgewisselde informatie niet als geheim kan worden bestempeld, aangezien aangever zelf [moeder van vriendin van aangever] al had geïnformeerd over zijn strafrechtelijk verleden en ook verdachte en zijn vrouw al op de hoogte waren van het strafblad van aangever. Voorts heeft de raadsman betoogd dat verdachte de geheime informatie niet uit hoofde van zijn ambt heeft ontvangen en daarom niet tot geheimhouding was verplicht.
Het opsporingsonderzoek.
De rechtbank merkt op dat kanttekeningen moeten worden geplaatst bij de kwaliteit en zorgvuldigheid van het (opsporings-)onderzoek, die de rechtens te respecteren belangen van de verdachte bij het voeren van zijn verdediging kunnen raken.
Bij het opsporingsonderzoek lijkt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderscheid te zijn gemaakt tussen de bevoegdheden die de leidinggevenden van verdachte en zijn medeverdachte hebben als werkgever en de positie van die leidinggevenden als getuige in een strafzaak.
Van de zijde van het Openbaar Ministerie kon geen verklaring worden gegeven voor het feit dat de leidinggevenden van verdachte en van de medeverdachte niet als getuige zijn gehoord en voor hun verklaring getekend hebben, maar dat door de Rijksrecherche (RR) volstaan is met een samenvatting van het gesprek van de RR met 'de werkgever' van de verdachte. Niet is gebleken dat de inhoud en de juistheid van die samenvatting door de RR met de getuigen is besproken. De rechtbank laat reeds om deze reden die processen-verbaal van bevindingen van de RR buiten beschouwing. De verdachte wordt daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Het oordeel van de rechtbank.
Aan verdachte is tenlastegelegd overtreding van artikel 272 eerste lid van het Wetboek van Strafrecht. Dit artikel stelt strafbaar het opzettelijk schenden van enig geheim waarvan men weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat men uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift verplicht is het te bewaren. Verdachte bekleedt het ambt van rechter(-commissaris). Op grond hiervan is van toepassing artikel 13 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Dit artikel luidt voor zover hier van belang zijnde als volgt: "De rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast zijn verplicht tot geheimhouding van de gegevens waarover zij bij de uitoefening van hun ambt de beschikking krijgen en waarvan zij het vertrouwelijke karakter kennen of redelijkerwijs moeten vermoeden, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hen tot mededeling verplicht of uit hun ambt de noodzaak tot mededeling voortvloeit".
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte de gegevens niet uit hoofde van zijn ambt verstrekt heeft gekregen en dat daarom geen sprake is van schending van een ambtsgeheim. Naar het oordeel van de rechtbank geeft de verdediging een onjuiste uitleg aan het bestanddeel "uit hoofde van het ambt". De rechtens te beantwoorden vraag is niet of verdachte de informatie heeft ontvangen in de rechtmatige uitoefening van zijn ambt maar of hij uit hoofde van zijn ambt verplicht was de ontvangen informatie geheim te houden.
Voor de bepaling van de reikwijdte van het ambtsgeheim zijn van belang de hoedanigheid van de informatieverstrekker, de aard van de verstrekte informatie, het moment van de informatieverstrekking, de wijze waarop informatieverstrekking heeft plaatsgevonden en de hoedanigheid van de ontvanger van de informatie. In dit geval gaat het om informatie die is uitgewisseld tussen een officier van justitie en een rechter-commissaris, die uit hoofde van hun professies regelmatig contact met elkaar hadden. De informatie behoort tot de categorie van informatie waarvan [medeverdachte] in de uitoefening van zijn functie gewoon was die met verdachte te delen. Er was sprake van een vermoeden van mensenhandel, een terrein waarop [medeverdachte] als officier van justitie en verdachte als rechter-commissaris elkaar vaker ontmoetten. Het berichtenverkeer speelde zich af tussen de zakelijke e-mailadressen van [medeverdachte] en verdachte. De uitgewisselde informatie is door verdachte verkregen door gebruikmaking van zijn ambt als rechter-commissaris en is onder genoemde omstandigheden derhalve uit hoofde van zijn ambt verkregen. De rechtbank is van oordeel dat onder deze omstandigheden voorts kan worden gezegd dat de door verdachte ontvangen informatie wordt bestreken door zijn ambtsgeheim.
Uit het vorenstaande volgt eveneens dat op verdachte uit hoofde van het wettelijk voorschrift, van artikel 13 van de Wet op de rechterlijke organisatie alsmede uit hoofde van zijn ambt de verplichting rustte om de informatie die hij van [medeverdachte] had ontvangen geheim te houden.
Verdachte wist uit hoofde van zijn ambt dat hij verplicht was de hem toegezonden gegevens geheim te houden. Hij heeft ook blijk gegeven van deze wetenschap. Immers heeft zijn echtgenote verklaard: "Ik heb mijn man verzocht om meer informatie uit de mail. Mijn man [verdachte] zei dat hij niet meer kon vertellen en dat ook niet mocht. Ik bleef aandringen. Ik heb toen mijn man verzocht om de informatie die hij had door te mailen naar mij. Hij zei dat hij het door zou sturen met het uitdrukkelijke verzoek om niets met die mail te doen."8
Het feit dat aangever zelf op een eerder moment had verteld over zijn strafblad aan [moeder van vriendin van aangever], doet niet af aan het geheime karakter van de gegevens uit officiële bronnen die verdachte van [medeverdachte] had ontvangen. De rechtbank stelt vast dat naast reeds bekende informatie ook onbekende geheime informatie door verdachte aan zijn echtgenote is verstrekt, te weten: "een keer vrijspraak voor verkrachting" alsmede de vuurwapengevaarlijkheid en vluchtgevaarlijkheid van [aangever]9. De rechtbank acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op een tijdstip in de periode van 20 januari 2011 tot en met 26 januari 2011 te Zwolle enig geheim, waarvan hij wist, dat hij uit hoofde van het ambt van rechter en wettelijk voorschrift verplicht was het te bewaren, opzettelijk heeft geschonden,
door gegevens met betrekking tot het strafrechtelijk verleden van
[aangever] (geboren [geboortedatum] 1975 te [geboorteplaats]) (afkomstig uit het Justitiële Documentatieregister) en informatie met betrekking tot een lopend strafrechtelijk onderzoek tegen die [aangever] (afkomstig uit het herkenningsdienstsysteem (HKS) en de Module Integrale Bevraging (MIB)) inhoudende:
die [aangever] is een echt een héle zware en
(vuur)gevaarlijke (en ook slimme) jongen. Ik heb de HKS gegevens (met codes
vuurwapengevaarlijk en vluchtgevaarlijk) en de doc ingezien.
[aangever] heeft (oa) 4,5 jaar GS gekregen voor oa poging doodslag en
vrijheidsberoving, 2 jaar GS voor geweldsdelict + WWM, GS 32 mnd wv 8 vw voor
oa geweld en belaging, GS 9 maand voor geweld en WWM, GS 6 maand voor geweld,
GS 3 jaar en 11maand voor afpersing, een keer vrijspraak voor verkrachting, in
juli 2010 nog veroordeeld voor huiselijk geweld GS 6 mnd wv 3 vw (kennelijk
had de reclassering nog goede hoop...) etc etc. Al deze veroordelingen
gedurende een periode van een jaar of 12...
het goede nieuws: de regio recherche uit den haag zit er boven op. Ze hebben
[vriendin van aangever] asl slachtoffer van MH in beeld en wachten tot zij zover is om
aangifte te gaan doen. Dit zou de politie zeer helpen!
Er is ook een contactpersoon van afd. Zeden aangewezen voor contact met de
familie.
te verstrekken aan zijn echtgenote [echtgenote van verdachte], middels het doorzenden aan die [echtgenote van verdachte], van een email afkomstig van [medeverdachte], gericht en verzonden aan hem, verdachte.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
De strafbaarheid.
De raadsman heeft een beroep gedaan op de aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond, te weten noodtoestand. Ter onderbouwing van dit verweer heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte stond voor een conflict van plichten, enerzijds een hem ter beschikking gesteld strafblad geheim te moeten houden en anderzijds zijn plicht om strafbare feiten van ernstige aard te voorkomen dan wel daaraan een einde te maken. De raadsman stelt zich op het standpunt dat verdachte in het geschetste conflict de keuze heeft mogen maken om zijn geheimhoudingsplicht te schenden.
De rechtbank is van oordeel dat het geschetste conflict van plichten niet aan de orde is. Er bestond voor verdachte geen enkele noodzaak tot het bekendmaken van justitiële gegevens betreffende [aangever] aan zijn echtgenote. Het bekendmaken van deze gegevens aan zijn echtgenote is ook geen geschikt middel om strafbare feiten te voorkomen of te beëindigen. De politie had bovendien reeds uitgebreid gesproken met [moeder van vriendin van aangever] en was op de hoogte van de zorgen van de familie [familie van vriendin van aangever] aangaande de relatie van dochter [vriendin van aangever] met [aangever], hetgeen bekend was bij verdachte.
De rechtbank verwerpt het verweer.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van EUR 1.000,00 te vervangen door 20 dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren.
Bij het bepalen van de strafeis heeft de officier van justitie in het bijzonder meegewogen enerzijds de ernst van de normschending gelet op de schade die is toegebracht aan het vertrouwen van de maatschappij in de integriteit van rechterlijke autoriteiten. Anderzijds is uitdrukkelijk rekening gehouden met de gedragingen van aangever, de omstandigheid dat aangever zelf geen geheim maakte van zijn strafrechtelijk verleden en het feit dat diverse media aandacht hebben besteed aan deze zaak waarbij de naam en functie van verdachte veelvuldig werden genoemd. Voorts heeft de officier van justitie bij zijn afweging betrokken dat disciplinaire maatregelen jegens verdachte zijn getroffen en mogelijk nog zullen worden getroffen.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft bepleit dat, wanneer de rechtbank tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde komt en verdachte deswege strafbaar is, de zaak dient te worden afgedaan met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Naar het oordeel van de rechtbank kan bij de bepaling van de strafoplegging niet worden volstaan met een schuldigverklaring van verdachte zonder oplegging van straf, zoals door de verdediging bepleit, of met een voorwaardelijke geldboete, zoals door de officier van justitie geëist.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is vast komende te staan dat verdachte doelbewust op meerdere momenten in strijd met zijn ambtsplicht handelingen heeft verricht die schade aan het aanzien van het ambt van rechter en het daarin te stellen vertrouwen kunnen toebrengen. Verdachte heeft om privéredenen, hoe begrijpelijk vanuit een menselijk oogpunt ook, informatie uit justitieregisters opgevraagd en daarna vernietigd. Voorts heeft verdachte een officier van justitie in een zakelijke setting aangesproken wetende dat hij dat deed voor privédoeleinden. Van dit eerste contact zou nog kunnen worden gezegd, wanneer het zich had beperkt tot het vragen van informatie naar een instantie waar een slachtoffer terecht zou kunnen, dat dit toelaatbaar zou zijn. Nu de verdachte echter, volgens zijn eigen verklaring, begreep dat de officier van justitie er ambtshalve interesse in had, had het op de weg van verdachte gelegen om afstand te houden, gelet op zijn privébelang. Verdachte beperkte zich echter niet, maar ging juist verder met het benaderen van de officier van justitie, door hem een mail op 17 januari 2011 te sturen via zijn zakelijke mail, waarin zijn privébelang bij deze zaak op geen enkele wijze nog tot uitdrukking werd gebracht, maar juist op een zakelijke toon naar informatie bij de officier van justitie werd gevraagd. Verdachte heeft daarmee willens en wetens een andere magistraat in de problemen gebracht. Het was voor verdachte volstrekt duidelijk dat zijn handelen onjuist was, hetgeen reeds bleek uit het vernietigen van de eerder door hem uit het justitiële systeem opgevraagde informatie over aangever [aangever]. Verdachte heeft daarmee tevens misbruik gemaakt van zijn positie als rechter-commissaris, waarbij uit de aard van deze functie en het daartoe noodzakelijke, ook informeler, contact met een officier van justitie op verdachte een grotere zorgplicht rustte om van dit noodzakelijkerwijs en ook uit het systeem van de wet volgend deels meer informeel contact, geen oneigenlijk gebruik te maken. Verdachte heeft op meerdere momenten het wilsbesluit genomen om te handelen in strijd met zijn plicht als een goed rechterlijk ambtenaar. Hieraan doet niet af het feit dat het Openbaar Ministerie er voor gekozen heeft om slechts een van deze handelingen aan verdachte ten laste te leggen. De rechtbank rekent verdachte deze gedragingen zwaar aan. In de op te leggen straf dient dit dan ook tot uitdrukking te worden gebracht.
In het voordeel van verdachte laat de rechtbank meewegen dat verdachte onder druk van het begrijpelijke en invoelbare leed dat de kennissen deelden met verdachte, in verband met hun dochter, gehandeld heeft als hij heeft gedaan. Daarnaast hebben verdachte en zijn gezin, door het landelijk bekend worden van zijn handelen en zijn naam en de aard en inhoud van de publiciteit die daaraan is gegeven, reeds geleden onder de gevolgen van het strafbaar en verwijtbaar handelen.
De rechtbank komt op grond van deze overwegingen tot de volgende strafoplegging:
Een onvoorwaardelijke geldboete van EUR 500,00 subsidiair 10 dagen hechtenis.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
DE UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
enig geheim waarvan hij weet dat hij uit hoofde van ambt en wettelijk
voorschrift verplicht is het te bewaren opzettelijk schenden
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf:
Geldboete van EUR 500,00 subsidiair 10 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. drs. J.M.A. van Atteveld, voorzitter,
mr. E.C.M. de Klerk en mr. J.G. Vos, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A.W.A. Kap-Knippels, griffier,
en is uitgesproken op 30 juni 2011.
1 Voor zover hierna in de voetnoten wordt verwezen naar RR wordt hiermee bedoeld een procesdossier van de Rijksrecherche, regio Noord-Oost, met onderzoeksnummer/proces-verbaalnummer 20110027, afgesloten d.d. 17 maart 2011, aantal doorgenummerde pagina's: 177.
2 RR pag. 138, 139, 141: verklaring van verdachte jo. pag. 27: emailbericht d.d. 17 januari 2011.
3 RR pag. 105: verklaring van verdachte.
4 RR pag. 87, 89: verklaring van [getuige]
5 RR pag. 101-106: verklaring van [medeverdachte] jo. pag. 15: emailbericht.
6 RR pag. 142, 143: verklaring van verdachte en pag. 153, 157: verklaring van [echtgenote van verdachte] jo. pag. 160: emailbericht d.d. 20 januari 2011.
7 RR pag. 157: verklaring van [echtgenote van verdachte] jo. pag. 160: emailbericht d.d. 20 januari 2011 en pag. 161: emailbericht d.d. 26 januari 2011.
8 RR pag. 157: verklaring van [echtgenote van verdachte].
9 RR pag. 49: verklaring van [aangever].
??
??
11
Parketnummer: 01/889058-11
[verdachte]