Verklaring[medeverdachte 1], pag. 66
Rb. Oost-Brabant, 24-01-2014, nr. 01/845298-13
ECLI:NL:RBOBR:2014:278, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
- Datum
24-01-2014
- Zaaknummer
01/845298-13
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Bijzonder strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBOBR:2014:278, Uitspraak, Rechtbank Oost-Brabant, 24‑01‑2014; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2017:1480, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 24‑01‑2014
Inhoudsindicatie
Geldropse zaak. Bewezen is medeplegen van strafbare voorbereidingshandelingen met betrekking tot de productie van amfetamine, het opzettelijk voorhanden hebben van hennep en hasjiesj en verboden wapenbezit. Opgelegd is een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren met aftrek (eis was 42 maanden).
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Strafrecht
Parketnummer: 01/845298-13
Datum uitspraak: 24 januari 2014
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te[geboorteplaats] op [1978],
wonende te [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 2 augustus 2013, 29 november 2013 en 10 januari 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 8 juli 2013.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 29 november 2013 en 10 januari 2014 is aangepast/gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 23 april 2013 te Geldrop, in elk geval in het
arrondissement 's-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van
de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen,
afleveren, verstrekken, vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland
brengen van amfetamine, zijnde amfetamine, een middel vermeld op de bij de
Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, voorwerpen
en stoffen voorhanden heeft gehad,
te weten:
- een hoeveelheid BMK (BenzylMethylKeton), en/of
- een hoeveelheid zwavelzuur, en/of
- een glazen koppelstuk voor destilleeropstelling, en/of
- een koppelstuk voor mutaangas-aansluiting en/of
- één of meerdere jerrycan(s), en/of
- één of meerdere brander(s), en/of
- één of meerdere maatbeker(s) en/of
- een rondbodemkolf, en/of
- één of meerdere scheidtrechter(s), en/of
- één of meerdere kwikthermometer(s) (tot 250 graden Celsius),
en/of
- een zak Natriumhydroxide, en/of
- een vacuüm sealmachine, en/of
- één of meerdere bolkoeler(s), en/of
- één of meerdere gasmasker(s), en/of
- documentatie met informatie over productie van amfetamine,
waarvan verdachte en verdachtes mededader(s) wist(en) dat die bestemd waren tot het plegen van die feiten;
art 10a lid 1 ahf/sub 2 alinea Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 23 april 2013 te Geldrop, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad een
hoeveelheid hennep en/of hasjiesj, in elk geval een hoeveelheid bevattende
hennep en/of hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst II;
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art [perceel 1]lid 2 Opiumwet
3.
hij op of omstreeks 23 april 2013 te Geldrop, een vuurwapen en/of munitie van
categorie III, in de vorm van een pistool (merk: Lorinco, model: 1911, kaliber
.45) en/of munitie (volmantelpatronen, kaliber .45), te weten een pistool
en/of munitie van categorie III voorhanden heeft gehad;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of omissies voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en/of aangevuld. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs
Ten aanzien van feit 1.
Inleiding.
Op 23 april 2013 heeft er een onderzoek plaatsgevonden op het woonwagenkamp aan [adres] te Geldrop in het kader van de Opiumwet. Bij dat onderzoek zijn op de percelen aan[adres] [perceel 1] de in de tenlastelegging genoemde stoffen en voorwerpen aangetroffen. Op het adres[perceel 1] is medeverdachte[medeverdachte 1] woonachtig met zijn vrouw en zijn dochtertje.1.
Verdachte is de gebruiker/bewoner van het chalet en de schuur op [adres].2.
De vraag dient te worden beantwoord of verdachte deze stoffen en voorwerpen al dan niet tezamen en in vereniging met (een) ander(en) opzettelijk voorhanden heeft gehad en zich schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd – voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 10a van de Opiumwet.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Zij stelt zich op het standpunt dat het gelet op de aard en de hoeveelheid van de aangetroffen stoffen en voorwerpen en de locaties waar deze zijn aangetroffen, te weten op de percelen aan[adres] waar de verdachten woonachtig zijn, niet anders kan zijn dan dat de verdachten deze stoffen en voorwerpen tezamen en in vereniging opzettelijk voorhanden hebben gehad terwijl zij wisten dat deze stoffen en voorwerpen bestemd waren voor de productie van amfetamine. Daarmee heeft de verdachte zich aan met medeplegen van strafbare voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet schuldig gemaakt.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak ten aanzien van feit 1 bepleit. In de kern heeft de verdediging daartoe aangevoerd dat het wettig bewijs ontbreekt voor de conclusie dat de verdachte de in de tenlastelegging genoemde stoffen en voorwerpen voorhanden heeft gehad, ook niet als medepleger, en dat de aangetroffen stoffen en voorwerpen verband houden met enige in artikel 10a van de Opiumwet bedoelde strafbare handeling met betrekking tot amfetamine. Bovendien kan van voorbereidingshandelingen niet worden gesproken, indien, zoals in deze zaak door het Openbaar Ministerie is betoogd, sprake is geweest van productie van amfetamine.
Het oordeel van de rechtbank.
Het aantreffen van de voorwerpen en stoffen.
Op 23 april 2013 zijn te Geldrop de navolgende voorwerpen en stoffen aangetroffen.
Op het adres [adres].
Opslag(zij)ruimte woning [adres].
- Een kunststof jerrycan, inhoudsmaat 5 liter, ½ gevuld met een vloeistof (11-01-1). Het goed met ibn-code[adres]-01-1 is bemonsterd en voorzien van een kenmerk en een uniek monsternummer. Het SIN nummer/monsternummer is AAFG1020NL/11-01-1A.6.Uit NFI-onderzoek is gebleken dat het monster AAFG1020NL BMK bevat.7.
- In de meterkast 2 stuks 20 liter vaten met vloeistof. Één geheel gevuld en één 2/3 (11-01-B-1). Het goed met ibn-code[adres]-01-B-1 is bemonsterd en voorzien van een kenmerk en een uniek monsternummer. Het SIN nummer/monsternummer is AAFG1022NL/11-01-B-1A.8.Uit NFI-onderzoek is gebleken dat het monster AAFG1022NL BMK bevat.9.
In de woonwagen/chalet perceel[adres].10.
- In een keukenkast een routebeschrijving naar een particulier chemisch bedrijf gevestigd in Duitsland;11.
- In een keukenkast briefjes met daarop vermeld: ‘ketels + Bebum ketel (niet goed leesbaar), banden, for + mieren + zout.12.
In de keukenkast 1 aankoopbon van de Makro van latex handschoenen voor 400 euro;
In de keukenkast een glazen koppelstuk voor destilleer opstelling (B-05)
In de keukenlade een koppelstuk voor mutaangas aansluiting (B-07)
In de keukenkast onder de wasbak, 2 kannen met substantie en 1 kan met (volgens etiket) ammonium formiaat (B-03)
Onder de tourcaravan perceel [adres]:13.
- een plastic draagtas met volgelaatmasker, merk Dräger. Gewaarmerkt als AAFY7395NL. De filterbus van het volgelaatmasker is gewaarmerkt AADM9782NL.14.Uit NFI-onderzoek blijkt dat AADM9782NL een kleine hoeveelheid Apaan bevat.15.
Op het adres[perceel 1].
Op een afstand van ongeveer 1 tot 2 meter van de ruimte op [adres]waar een tweetal jerrycans met bruinkleurige vloeistof waren aangetroffen is op perceel [perceel 1] aangetroffen:16.
in een plastic opbergcontainer:17.
een brander met ring ([perceel 1]-01-01)
drie maatbekers, een trechter en twee pollepels ([perceel 1]-01-02)
een witte jerrycan met groene dop en witte speciekuip ([perceel 1]-01-03)
twee branders ([perceel 1]-01-04)
twee emmers, 2 maatbekers en twee drukspuiten ([perceel 1]-01-05)
drie jerrycans 20 liter met ([perceel 1]-01-06)
Het goed met ibn-code [perceel 1]-01-6 (de vloeistof van 2 jerrycans) is bemonsterd en voorzien van een kenmerk en een uniek monsternummer. De SIN nummers/monsternummers zijn AAFG1024NL/[perceel 1]-01-6A en AAFG1025NL/[perceel 1]-01-6B.18.Uit NFI-onderzoek is gebleken dat deze monsters amfetamine bevatten.19.
- een zwarte jerrycan 20 liter met olieachtige vloeistof ([perceel 1]-01-07)
Het goed met ibn-code [perceel 1]-01-7 is bemonsterd en voorzien van een kenmerk en een uniek monsternummer. Het SIN nummer/monsternummer is AAFG1026NL/[perceel 1]-01-7A.20.Uit NFI-onderzoek is gebleken dat het monster AAFG1026NL amfetamine bevat.21.
een zwarte jerrycan 20 liter bijna leeg ([perceel 1]-01-08)
een zwarte jerrycan 20 liter met ongeveer 1 liter heldere vloeistof ([perceel 1]-01-09)
Het goed met ibn-code [perceel 1]-01-9 is bemonsterd en voorzien van een kenmerk en een uniek monsternummer. Het SIN nummer/monsternummer is AAFG1027NL/[perceel 1]-01-9A.22.Uit NFI-onderzoek is gebleken dat het monster AAFG1027NL (verdund) zwavelzuur bevat.23.
- een zwarte jerrycan 20 liter, gevuld met ongeveer 2,5 liter lijvige vloeistof, etiket zwavelzuur ([perceel 1]-01-10).
Het goed met ibn-code [perceel 1]-01-10 is bemonsterd en voorzien van een kenmerk en een uniek monsternummer. Het SIN nummer/monsternummer is AAFG1028NL/ [perceel 1]-01-10A. Uit NFI-onderzoek is gebleken dat het monster AAFG1028NL (geconcentreerd) zwavelzuur bevat.24.
- twee zwarte jerrycans, inhoudsmaat 5 liter 1 keer leeg en 1 half gevuld met een geel kleurige olieachtige vloeistof ([perceel 1]-01-011).
Het goed met ibn-code [perceel 1]-01-[perceel 1]is bemonsterd en voorzien van een kenmerk en een uniek monsternummer.25.Het SIN nummer/monsternummer is AAFG1029NL/[perceel 1]-01-11A. Uit NFI-onderzoek is gebleken dat het monster AAFG1029NL amfetamine bevat.26.
- een volgelaatmasker merk North, gewaarmerkt als AAFY7361NL. Het gelaatsmasker riekte naar amfetamine. Het rubberen gelaatmasker is gewaarmerkt als AADM9781NL. De buitenzijde van AADM9781NL is bemonsterd. Deze bemonstering is gewaarmerkt als AAFY7646NL.27.Uit NFI-onderzoek is gebleken dat het monster AAFY7646NL amfetamine bevat en kleine hoeveelheden Apaan en amfetamine gerelateerde syntheseverontreinigingen.28.
in een washok:29.
1 zwarte jerrycan 5 liter, half gevuld met een bruinkleurige olieachtige vloeistof ([perceel 1]-02-01).
Het goed met ibn-code [perceel 1]-02-1 is bemonsterd en voorzien van een kenmerk en een uniek monsternummer. Het SIN nummer/monsternummer is AAFG1030NL/[perceel 1]-02-1A.30.Uit NFI-onderzoek is gebleken dat het monster AAFG1030NL BMK bevat.31.
in een losstaande garage:32.
- een glazen scheidtrechter en standaard ([perceel 1]-03-01)
Deze gebruikte en vervuilde glazen driehals kolf (laboratorium glaswerk), inhoudsmaat ongeveer 75 liter, voorzien van hittebestendige doek waaronder zich een elektrische verwarmingsspiraal bevond. Deze dient voor het verwarmen/koken van de inhoud van deze kolf. Deze lag op de grond van de garage. Links van deze kolf lag een metalen standaard omwikkeld met hittebestendige doek. Geplaatst in deze standaard is deze kolf geschikt voor de vervaardiging/bewerking van synthetische drugs. De binnenkant van de kolf is uitgespoeld. De verzameld lichtbruine vloeistof is bemonsterd en voorzien van een kenmerk en een uniek monsternummer. Het SIN nummer/monsternummer is AAFG1031NL/[perceel 1]-03-1A.33.
Uit NFI-onderzoek is gebleken dat het monster een lage concentratie BMK bevat.
een doos met zes kwikthermometers 250C ([perceel 1]-03-02)
een aangebroken zak NA-OH merk Solvay 3 kg ([perceel 1]-03-03)
1 vacuüm sealmachine en resten wit poeder in deze machine ([perceel 1]-03-04)
Het poeder met ibn-code [perceel 1]-03-4 is bemonsterd en voorzien van een kenmerk en een uniek monsternummer. Het SIN nummer/monsternummer is AAFG1032NL/[perceel 1]-03-4A.34.Uit NFI-onderzoek is gebleken dat het monster AAFG1032NL amfetamine bevat.
1 maatbeker en 1 fles met ether ([perceel 1]-03-05)
1 gebruikte glazen scheidtrechter en 1 rondbodemkolf 500 ml, gevuld met een kleine hoeveelheid geelkleurige olieachtige vloeistof en scheidtrechter 100 ml ([perceel 1]-03-06). De vloeistof met ibn-code [perceel 1]-03-6 is bemonsterd en voorzien van een kenmerk en een uniek monsternummer. Het SIN nummer/monsternummer is AAFG1033NL/[perceel 1]-03-6A.35.Uit NFI-onderzoek is gebleken dat het monster AAFG1033NL BMK bevat.
3 nieuwe bolkoelers ([perceel 1]-03-07)
Een fles zero cola met 100 ml vloeistof, aangetroffen op de bar ([perceel 1]-03-08).
De vloeistof met ibn-code [perceel 1]-03-08 is bemonsterd en voorzien van een kenmerk en een uniek monsternummer. Het SIN nummer/monsternummer is AAFG1034NL [perceel 1]-03-8A.36.Uit NFI-onderzoek is gebleken dat het monster AAFG1034NL BMK bevat.
Twee jerrycans 20 liter met etiket zwavelzuur en restant zwavelzuur([perceel 1]-03-09)
1 dichtgesealde zak met 147,9 gram pasta positief getest op amfetamine ([perceel 1]-03-11)
plastic handschoenen en plastic voor het verpakken van amfetamine pasta (op de bar).
In voornoemde schuur van[adres] zijn twee deuren, welke uitkomen in een tweetal inpandige ruimtes, te weten een toilet en een badkamer. Tevens is er een deur welke toegang biedt tot het aangrenzende perceel [perceel 1].37.
De synthese van amfetamine volgens de Leuckart methode.38.
De synthese via de Leuckart methode bestaat uit twee kookstappen. In de eerste kookstap wordt vanuit de grondstoffen BMK (benzylmethylketon) en formamide het tussenproduct N-formylamfetamine verkregen. In de tweede kookstap wordt dit tussenproduct omgezet in amfetamineolie.
Voor de synthese van amfetamine zijn volgens de Leuckart methode de volgende materialen en chemicaliën nodig.
Laboratorium benodigdheden:
• glazen rondbodemkolven, reactieketels/kookketels;
• glazen koelers;
• elektrische verwarmingsmantel of gasbranders met gasflessen;
• kooksteentjes of kookkralen;
• scheidtrechter;
• divers glaswerk;
• Stoomdestillatie-op stelling of vacuümdestillatie;
Benodigde chemicaliën:
• Benzylmethylketon (BMK);
• Formamide;
• Mierenzuur;
• Water;
• Zoutzuur;
• Caustische soda (=Natriumhydroxide);
Vervolgens wordt de amfetamineolie omgezet in een vaste stof. Hiervoor wordt in de regel zwavelzuur gebruikt.
De bestemming van de aangetroffen voorwerpen en stoffen
De rechtbank constateert op basis van het vorenstaande dat het merendeel van de voor de synthese van amfetamine benodigde chemicaliën en laboratoriumbenodigdheden aanwezig was op de percelen [adres] en [perceel 1]. In de keukenkast van perceel nummer [adres] zijn bovendien nog adressen van chemische bedrijven en een handgeschreven aantekening aangetroffen met daarop de vermelding ‘ketels + Bebum ketel (niet goed leesbaar), banden, for + mieren + zout.39.Laatstgenoemde afkortingen verwijzen met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid naar de voor de synthese van amfetamine benodigde chemicaliën formamide, mierenzuur en zoutzuur.
De rechtbank komt op grond van al het vorenstaande tot de conclusie dat de op de percelen [adres] en [perceel 1] van [adres] aangetroffen voorwerpen en stoffen, naar hun gezamenlijkheid beschouwd, ontegenzeggelijk bestemd zijn voor de productie van amfetamine en dat die stoffen en voorwerpen ook met dat doel op de genoemde locaties aanwezig waren. Het feit dat naast de hierboven vermelde aangetroffen voorwerpen ook een hoeveelheid vochtige witte pasta bevattende amfetamine is aangetroffen40., kennelijk kort voordien geproduceerd, sterkt de rechtbank in die conclusie. Dat de aangetroffen stoffen en voorwerpen een andere bestemming zouden hebben gehad dan de productie van amfetamine is weliswaar door de verdachte geopperd – overigens zonder die alternatieve bestemming concreet te maken - maar op geen enkele wijze aannemelijk geworden.
Heeft de verdachte deze stoffen en voorwerpen al dan niet tezamen en in vereniging voorhanden gehad?
Uit de hierboven weergegeven opsomming van aangetroffen voorwerpen en stoffen op de percelen [adres] en[perceel 1] en de daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat veel van die aangetroffen voorwerpen en/of stoffen geheel of gedeeltelijk in het zicht lagen. Voor zover sommige voorwerpen en/of stoffen wel aan het zicht waren onttrokken, merkt de rechtbank op dat zij zich dan op locaties bevonden waar – naar redelijkerwijs moet worden aangenomen – bewoners met enige regelmaat plegen te komen c.q. in te kijken. Bij wijze van voorbeeld kan worden gewezen op de keukenkast, de opbergcontainer op het erf, het washok en de meterkast. Gelet daarop moet het naar het oordeel van de rechtbank redelijkerwijs worden uitgesloten dat de verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte 1], als bewoners op de percelen [adres] respectievelijk [perceel 1]van [adres], niet op de hoogte waren van de aanwezigheid van de aangetroffen stoffen en voorwerpen op de aan hen toebehorende percelen.
De namens de verdachte betrokken stelling dat een ander de goederen daar kan hebben achtergelaten, is niet onderbouwd en geconcretiseerd en wordt door de rechtbank niet aannemelijk geacht.
In aanmerking genomen dat de verdachte op perceel [adres]en de medeverdachte op perceel [perceel 1]woont, dat de schuur van perceel[adres] zowel over een toegangsdeur van perceel [adres] als perceel [perceel 1] beschikt, dat de percelen [adres]en [perceel 1] over en weer toegankelijk zijn, dat de stoffen en voorwerpen in en bij de door hen gebruikte woning en/of schuren zijn aangetroffen en dat de op perceel [adres] en perceel [perceel 1] aangetroffen stoffen en goederen tezamen de basis voor een productieproces van amfetamine vormen, brengt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachten die stoffen en voorwerpen tezamen en in vereniging opzettelijk voorhanden hebben gehad. Gelet op de ondubbelzinnige bestemming van de aangetroffen gezamenlijkheid van voorwerpen en stoffen, hebben de verdachten die voorwerpen en stoffen bovendien voorhanden gehad terwijl zij wisten dat die voorwerpen en stoffen bestemd waren voor de productie van amfetamine. Het is op geen enkele wijze aannemelijk geworden dat de verdachten die stoffen en voorwerpen voorhanden hadden met een ander doel dan de productie van amfetamine.
In dat verband verdient het nog opmerking dat, indien al zou moeten worden aangenomen dat de verdachten niets met die productie van doen hadden, het minstgenomen bevreemding wekt dat de verdachten als bewoners van de percelen waarop die stoffen en voorwerpen zijn aangetroffen - en dus bij uitstek degenen zijn die de feitelijke beschikking hebben over die stoffen en voorwerpen – er niet voor gekozen hebben om die stoffen en voorwerpen van hun percelen te (doen) verwijderen. Het feit dat zij dat niet hebben gedaan geldt als een sterke contra-indicatie voor de door de verdachten betrokken maar niet verder onderbouwde stelling dat zij met de productie van amfetamine niets te maken hebben. De rechtbank neemt daarbij ten slotte nog de omstandigheid in aanmerking dat de verdachte op geen enkel moment, dat wil zeggen noch bij de politie noch ten overstaan van de rechter-commissaris een plausibele en geloof verdienende verklaring heeft gegeven voor de aanwezigheid van de productie van amfetamine betreffende voorwerpen en stoffen op zijn perceel. Integendeel, hij heeft zich bij gelegenheid van alle verhoren steeds op zijn zwijgrecht beroepen. De verdachte heeft aldus voor de hierboven uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkende omstandigheden, die redengevend zijn voor het bewijs van het aan hem tenlastegelegde feit, geen redelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring gegeven. De rechtbank laat het ontbreken van een verklaring van de verdachte op genoemde omstandigheden ten nadele van de verdachte meewegen bij de waardering van het voorhanden zijnde bewijs.
Op grond van al het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte [medeverdachte 1] zich aan de onder 1 ten laste gelegde voorbereidingshandelingen heeft schuldig gemaakt.
Is er sprake van voorbereidingshandelingen?
Het verweer van de verdediging dat er geen sprake zou zijn van voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet omdat de aangetroffen stoffen restproducten zouden kunnen zijn en er al een volledig productieproces van amfetamine kan zijn geweest, treft naar het oordeel van de rechtbank geen doel. Strafbaarheid op basis van artikel 10a van de Opiumwet is immers ook aanwezig indien het misdrijf omschreven in artikel 10 lid 4 of 5 van de Opiumwet reeds is voltooid of zich nog in de sfeer van de poging bevindt. Waar het blijkens de tenlastelegging om gaat is of de verdachten op 23 april 2013 voorwerpen en stoffen voorhanden hebben gehad terwijl zij wisten dat die stoffen en voorwerpen – kort gezegd – de productie van amfetamine als bestemming hadden. Dat is hier zonder meer aan de orde. Of zich hier een al dan niet voltooid productieproces heeft voltrokken kan dan ook in het midden blijven
Ten aanzien van feit 2.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht feit 2 wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman vrijspraak bepleit.
De ruimte waar de drugs zijn aangetroffen betreft een vrij toegankelijke ruimte.
Er is geen bewijs dat verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de drugs.
Het enkele feit dat hij daar verbleef, is te weinig om hem een strafrechtelijk verwijt te kunnen maken.
Het oordeel van de rechtbank.
Verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij de gebruiker/bewoner is van de schuur en het chalet op perceel [perceel 1]van [adres] te Geldrop.41.
Op 23 april 2013 is onder in de kledingkast in de schuur een plastic tas met vermoedelijke inhoud een goed qua hoeveelheid, kleur en samenstelling op hennep gelijkende stof aangetroffen. Het totaal gewicht betrof bruto 1135 gram. In dezelfde kast werd bovenin een tas met vermoedelijke inhoud een goed qua hoeveelheid, kleur en samenstelling op hasjiesj gelijkende stof aangetroffen. Het totaalgewicht betrof bruto 475 gram.
Voornoemde stoffen zijn middels een MMC-kleur-reactietest getest en reageerden positief op de aanwezigheid van respectievelijk hennep en hasjiesj.42.
Verdachte is de gebruiker van de woning en schuur. Voornoemde goederen zijn in een kledingkast van zijn schuur aangetroffen. Behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, moet de bewoner/gebruiker van een woning en schuur geacht worden weet te hebben van hetgeen zich daar bevindt. Daarbij valt te denken aan hoogst ongewone locaties waar een bewoner niet regelmatig komt of kijkt, aan het feit dat er meerdere bewoners/gebruikers zijn of aan het aantreffen van sporen die naar een andere persoon dan de bewoner/gebruiker wijzen. Van dergelijke of andere aanwijzingen voor het tegendeel is te dezen echter niet gebleken. De enkele door de verdediging geopperde mogelijkheid dat een ander dan de verdachte de verdovende middelen in die kast heeft achtergelaten is bij gebreke van een nadere onderbouwing niet aannemelijk geworden. Ook hier laat de rechtbank het het ontbreken van een verklaring van de zijde van de verdachte in zijn nadeel meewegen bij de waardering van het voorhanden zijnde bewijs.
Een en ander betekent naar het oordeel van de rechtbank dat redelijkerwijs moet worden uitgesloten dat de verdachte geen weet had van de aanwezigheid van de verdovende middelen in de kledingkast in de door hem gebruikte schuur, zodat hij – als degene bij uitstek met de feitelijke beschikkingsmacht over die middelen – die middelen opzettelijk aanwezig heeft gehad.
Ten aanzien van feit 3.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht feit 3 wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft zich ten aanzien van feit 3 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
In de woning van verdachte op het adres [adres] te Geldrop is op 23 april 2013 op een ouderslaapkamer onder de kachel een pistool, merk Norinco, model 1911, kaliber .45 aangetroffen. In de greep van het wapen zat een patronenhouder met daarin 7 volmantelpatronen van het kaliber .45.43.44.45.
Dit pistool betreft een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie. De munitie betreft munitie van de categorie III.46.
Achter een plint in de keuken zijn 62 centraalvuur kogelpatronen /volmantelpatronen kaliber .45 aangetroffen. Dit betreft munitie in de zin van artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie.
Deze patronen waren geschikt om te worden verschoten met voornoemd pistool merk Norinco.47.48.49.
De greep van genoemd pistool (AAFS8869NL) is bemonsterd. Deze bemonstering is gewaarmerkt AAFS8769NL. De slede/trekker/hamer van voornoemd pistool is/zijn eveneens bemonsterd. Deze bemonstering is gewaarmerkt AAFS8771NL.50.
Voornoemde bemonsteringen zijn onderworpen aan een DNA-onderzoek.
Uit NFI-onderzoek blijkt dat het celmateriaal (bemonstering AAFS8769NL#01, greep van het pistool) afkomstig kan zijn van minimaal drie personen, waaronder[verdachte] (RDS240) en een andere met naam genoemde persoon. De matchkans is kleiner dan 1 op 1 miljard.
Uit NFI-onderzoek blijkt dat het celmateriaal (bemonstering AAFS8771NL#01, slede/trekker/hamer) afkomstig kan zijn van[verdachte] (RDS240) , matchkans kleiner dan 1 op 1 miljard.51.
Gelet op de hierboven vermelde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van het wapen en bijbehorende munitie en daarmee voornoemd vuurwapen en munitie opzettelijk voorhanden heeft gehad.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
1.
op 23 april 2013 te Geldrop, tezamen en in vereniging met een ander, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van amfetamine, zijnde amfetamine, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad,
te weten:
een hoeveelheid BMK (BenzylMethylKeton), en
- een hoeveelheid zwavelzuur, en
- een glazen koppelstuk voor destilleeropstelling, en
- een koppelstuk voor mutaangas-aansluiting en
- jerrycans, en
- branders, en
- meerdere maatbekers en
- een rondbodemkolf, en
- scheidtrechters, en
- kwikthermometers (tot 250 graden Celsius),en
- een zak Natriumhydroxide, en
- een vacuüm sealmachine en
- bolkoelers en
- gasmaskers en
waarvan verdachte en verdachtes mededader wisten dat die bestemd waren tot het plegen van die feiten.
2.
op 23 april 2013 te Geldrop opzettelijk aanwezig heeft gehad een
hoeveelheid van een materiaal bevattende hennep en een hoeveelheid van een materiaal bevattende hasjiesj, middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
3.
op 23 april 2013 te Geldrop, een vuurwapen en munitie van categorie III, in de vorm van een pistool, merk: Norinco, model: 1911, kaliber .45 en munitie, volmantelpatronen kaliber .45, van categorie III voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3.
een gevangenisstraf van 42 maanden met aftrek conform artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;
opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Met betrekking tot feit 3 is de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht voldoende. Wellicht ziet de rechtbank daarnaast aanleiding een voorwaardelijke straf op te leggen. Verdachte heeft gezondheidsproblemen maar hij is wel in staat een werkstraf te verrichten.
De deelneming aan een criminele organisatie is inmiddels al een tijd geleden. In het kader van de ontnemingsvordering is door het gerechtshof een bedrag van ongeveer € 1600,-- opgelegd. Dat geeft zijn ondergeschikte rol destijds wel aan.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank betrekt de navolgende feiten en omstandigheden in het nadeel van de verdachte.
Verdachte heeft zich samen met zijn mededader schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen met betrekking tot de productie van amfetamine. Op grond van de hoeveelheid aangetroffen voorwerpen en stoffen, moet worden aangenomen dat daarmee een aanzienlijke hoeveelheid amfetamine geproduceerd kon worden. Het is een feit van algemene bekendheid dat hard drugs als de onderhavige amfetamine, eenmaal in handen van gebruikers, gevaren voor de gezondheid van die gebruikers opleveren.
Verdachte had ook nog een hoeveelheid hennep en hasjiesj voorhanden. Ook deze middelen kunnen een gevaar opleveren voor de gezondheid van de gebruikers ervan.
Verdachte had tevens een pistool en bijbehorende munitie voorhanden. In de greep van het wapen zat een patronenhouder met daarin 7 patronen. Het wapen was gebruiksklaar. Het ongecontroleerde bezit van een vuurwapen met daarbij behorende munitie verhoogt het risico op een levensbedreigend geweldsdelict. Daarom moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens. De rechtbank merkt het voorhanden hebben van een schietklaar vuurwapen in combinatie met het voorbereidingsdelict als extra strafverhogend aan. Het is immers algemeen bekend dat deze combinatie tot levensgevaarlijke situaties kan leiden.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank in zijn nadeel rekening met de omstandigheid dat hij eerder is veroordeeld voor Opiumwetdelicten, deelneming aan een criminele organisatie in dat kader en voor een feit in verband met de Wet wapens en munitie. Deze eerdere veroordeling heeft hem er niet van weerhouden opnieuw soortgelijke strafbare feiten te plegen.
De rechtbank is alles afwegende van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren.
De vordering tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis.
De rechtbank zal de vordering tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis afwijzen. De rechtbank constateert dat de officier van justitie niet heeft onderbouwd waarom zij vindt dat verdachte, na een schorsing van de voorlopige hechtenis, zijn straf moet uitzitten voordat het vonnis onherroepelijk is.
De rechtbank acht geen termen aanwezig de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen en wijst de vordering van de officier van justitie af.
Toepasselijke wetsartikelen.
DE UITSPRAAK
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
Medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10
van de Opiumwet voorbereiden en/of bevorderen, door voorwerpen en stoffen
voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen
van dat feit.
T.a.v. feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C, van de Opiumwet
gegeven verbod, meermalen gepleegd.
T.a.v. feit 3:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en
het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3:
Gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht.
Afwijzing vordering tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.P.J. Scheele, voorzitter,
mr. A.M. Kooijmans-de Kort en mr. J.H.L.M. Snijders, leden,
in tegenwoordigheid van L. Scholl, griffier,
en is uitgesproken op 24 januari 2014.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 24‑01‑2014
Relaas verbalisanten, pag. 124
Bevindingen verbalisant, pag. 229
Rapport NFI, pag. 255
Bevindingen verbalisant, pag. 229
Rapport NFI, pag. 255
Lijst van in beslag genomen goederen, pag. 147
Lijst van in beslag genomen goederen, pag. 147
Aangetroffen aantekeningen, pag. 172
Relaas verbalisanten, pag. 192
Bevindingen verbalisanten, pag. 195
NFI rapport, pag. 287
Relaas verbalisanten, pag. 125
Lijst van in beslag genomen goederen, pag. 152-153
Relaas verbalisant, pag. 230
Rapport NFI, pag. 255
Relaas verbalisant, dossier 1, pag. 230
Rapport NFI, pag. 255
Relaas verbalisant, pag. 230
Rapport NFI, pag. 256
Rapport NFI, pag. 256
Relaas verbalisant, pag. 230
Rapport NFI, pag. 256
Bevindingen verbalisanten, pag. 192, 195, 196
Rapport NFI, pag. 287
Lijst van in beslag genomen voorwerpen, pag. 153
Relaas verbalisant, pag. 230
Rapport NFI, pag. 256
Rapport in beslag genomen voorwerpen, pag. 153
Relaas verbalisant, pag. 230
Relaas verbalisant, pag. 231
Relaas verbalisant, pag. 231
Relaas verbalisant, pag. 231
Relaas verbalisanten, pag. 123
Relaas verbalisant, pag. 231-232 en bijlage bij het requisitoir van de officier van justitie.
Aangetroffen aantekeningen, pag. 172
Relaas verbalisanten, 193, 194 en Rapport NFI, pag. 283.
Bevindingen verbalisanten pag. 124
Bevindingen verbalisanten pag. 156
Bevindingen verbalisant pag. 128
Lijst in beslag genomen goederen, pag. 148
Bevindingen verbalisanten pag. 193
Bevindingen verbalisant pag. 258-261
Lijst in beslag genomen goederen pag. 147
Bevindingen verbalisanten pag. 193
Bevindingen verbalisant pag. 259
Bevindingen verbalisanten pag. 196
Rapport NFI pag. 294-298