Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, gezamenlijke recherche Valkenswaard, op ambtseed opgesteld door verbalisanten [naam verbalisanten] , brigadiers van politie, registratienummer 2013054691, afgesloten d.d. 6 november 2013, inhoudende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde dossierpagina’s 1-342. Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Hof 's-Hertogenbosch, 06-04-2017, nr. 20-000349-14
ECLI:NL:GHSHE:2017:1480, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
06-04-2017
- Zaaknummer
20-000349-14
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Bijzonder strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2017:1480, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 06‑04‑2017; (Hoger beroep, Op tegenspraak)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBOBR:2014:278, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Cassatie: ECLI:NL:HR:2019:484
Uitspraak 06‑04‑2017
Inhoudsindicatie
Veroordeling tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek ter zake van voorbereidingshandelingen Opiumwet (productie amfetamine), softdrugsbezit en verboden wapen- en munitiebezit.
Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-000349-14
Uitspraak : 6 april 2017
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, van 24 januari 2014 in de strafzaak met parketnummer
01-845298-13 tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, met uitzondering van de opgelegde straf. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het bestreden vonnis op dat punt zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden met aftrek van voorarrest.
De raadsman van de verdachte heeft ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde primair vrijspraak bepleit. Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van het gerechtshof. Subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het bestreden vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1.hij op of omstreeks 23 april 2013 te Geldrop, in elk geval in het arrondissement
's-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van amfetamine, zijnde amfetamine, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad, te weten:
- een hoeveelheid BMK (BenzylMethylKeton), en/of
- een hoeveelheid zwavelzuur, en/of
- een glazen koppelstuk voor een destilleeropstelling, en/of
- een koppelstuk voor een mutaangas-aansluiting en/of
- één of meerdere jerrycan(s), en/of
- één of meerdere brander(s), en/of
- één of meerdere maatbeker(s) en/of
- een rondbodemkolf, en/of
- één of meerdere scheidtrechter(s), en/of
- één of meerdere kwikthermometer(s) (tot 250 graden Celsius) en
- een zak natriumhudroxide, en/of
- een vacuüm sealmachine, en/of
- één of meerdere bolkoeler(s), en/of
- één of meerdere gasmasker(s), en/of
- documentatie met informatie over productie van amfetamine,
waarvan verdachte en verdachtes mededader(s) wist(en) dat die bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en);
2.hij op of omstreeks 23 april 2013 te Geldrop, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid hennep en/of hasjiesj, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende hennep en/of hasjiesj, zijnde hennep en hasjiesj (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.hij op of omstreeks 23 april 2013 te Geldrop, een vuurwapen en/of munitie van categorie III, in de vorm van een pistool (merk: Norinco, model: 1911, kaliber .45) en/of munitie (volmantelpatronen, kaliber .45), te weten een pistool en/of munitie van categorie III voorhanden heeft gehad.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.hij op 23 april 2013 te Geldrop, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden van amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad, te weten:
- een hoeveelheid BMK (BenzylMethylKeton), en
- een glazen koppelstuk voor een destilleeropstelling, en
- een koppelstuk voor een mutaangas-aansluiting en
- meerdere jerrycans, en
- een gasmasker, en
- documentatie met informatie over productie van amfetamine,
waarvan verdachte wist dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit;
2.hij op 23 april 2013 te Geldrop, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid hennep en hasjiesj, zijnde hennep en hasjiesj middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.hij op 23 april 2013 te Geldrop, een vuurwapen en munitie van categorie III, in de vorm van een pistool (merk: Norinco, model: 1911, kaliber .45) en munitie (volmantelpatronen, kaliber .45), voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijs1.
A.
Op 23 april 2013 heeft de politie een onderzoek ingesteld op het woonwagenkamp aan de [straatnaam] te Geldrop.2.Op het adres [straatnaam] 11 is de verdachte woonachtig. Naast de woning van verdachte bevindt zich op dit perceel een opslagruimte alsmede een caravan en een klein chalet, welke twee laatste ruimten worden bewoond door een ander dan verdachte.3.
Op het adres [straatnaam] 11 zijn de navolgende voorwerpen en stoffen aangetroffen.4.
In de opslag(zij)ruimte van de woning aan de [straatnaam] 11:
- Een kunststof jerrycan, inhoudsmaat 5 liter, ½ gevuld met een vloeistof (11-01-1). Het goed met ibn-code 11-01-1 is bemonsterd en voorzien van een kenmerk en een uniek monsternummer. Het SIN-nummer/monsternummer is AAFG1020NL/11-01-1A.5.Uit onderzoek van het NFI is naar voren gekomen dat het monster AAFG1020NL/11-01-1A BMK bevat.6.
- In de meterkast 2 stuks van 20 liter-jerrycans met vloeistof. Één geheel gevuld en één voor 2/3e deel (11-01-B-1). Het goed met ibn-code 11-01-B-1 is bemonsterd en voorzien van een kenmerk en een uniek monsternummer. Het SIN-nummer/monsternummer is AAFG1022NL/11-01-B-1A.7.Uit onderzoek van het NFI is naar voren gekomen dat het monster AAFG1022NL/11-01-B-1A BMK bevat.8.
In de woonwagen op het perceel aan de [straatnaam] 11:
- In een keukenkast een routebeschrijving naar een particulier chemisch bedrijf gevestigd in Duitsland;9.
- In een keukenkast briefjes met daarop vermeld: ‘ketels + Bebum ketel, banden, for + mieren + zout’;10.
- -
In de keukenkast één aankoopbon van Makro betrekking hebbende op latex-handschoenen voor een bedrag van € 400,00;
- -
In de keukenkast een glazen koppelstuk voor een destilleeropstelling (B-5);
- -
In de keukenlade een koppelstuk voor een mutaangas-aansluiting (B-07);
- -
In de keukenkast onder de wasbak, twee kannen met substantie en één kan met, volgens het etiket, ammonium formiaat (B-03).
Onder de op het perceel aan de [straatnaam] 11 staande caravan:
- Een plastic draagtas met volgelaatmasker van het merk Dräger, welk masker is gewaarmerkt met de code AAFY7395NL. De filterbus van het volgelaatmasker is gewaarmerkt met de code AADM9782NL.11.Uit onderzoek van het NFI is naar voren gekomen dat het monster AADM9782NL een kleine hoeveelheid apaan bevat.12.
B.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit van het onder 1 ten laste gelegde (mede)plegen van voorbereidingshandelingen met betrekking tot amfetamine en het onder 2 ten laste gelegde opzettelijk voorhanden hebben van softdrugs.
Daartoe is – kort gezegd – het volgende aangevoerd. In de woning van de verdachte op het perceel [straatnaam] 11 zijn geen stoffen of chemicaliën aangetroffen die bestemd waren voor de productie van amfetamine. Van de in de woning aangetroffen schriftelijke bescheiden en koppelstukken is de verdachte niet op de hoogte geweest. Wel zijn er diverse chemicaliën en stoffen aangetroffen in de opslagruimte naast de woning van de verdachte, alsmede op het perceel [straatnaam] 12. De verdediging stelt dat de verdachte geen wetenschap had van de aanwezigheid van die chemicaliën en stoffen. In dat verband is van belang dat de plekken waar de chemicaliën en stoffen zijn aangetroffen, voor derden vrij toegankelijk waren. De verdachte stelt dat hij geen gebruiker is geweest van de opslagruimte en dat de meterkast in die ruimte alleen via perceel 12 bereikbaar was. Bovendien waren de aangetroffen voorwerpen deels aan het zicht onttrokken. De verdediging heeft als contra-indicatie voor de aanwezigheid van wetenschap aangevoerd dat de verdachte pas bijna twee uren nadat de politie op het woonwagenkamp ter plaatse was, is aangehouden. In die tijd had hij gelegenheid om zich van de op zijn perceel aangetroffen goederen te ontdoen, hetwelk hij niet heeft gedaan.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
C.
Het hof stelt als regel voorop dat verdachte als bewoner van perceel 11 geacht wordt weet te hebben van en verantwoordelijk te zijn voor de aanwezigheid van de aldaar aangetroffen voorwerpen en stoffen. Dat geldt ook voor de in de opslagruimte en de zich daarin bevindende meterkast aangetroffen goederen, nu deze opslagruimte zich bevindt op het perceel van verdachte en blijkens het proces-verbaal van de politie d.d. 24 april 2013 verdachte heeft verklaard dat hij van deze ruimte de gebruiker was en daarbij geen uitzondering heeft gemaakt voor de meterkast.13.Het hof heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid van dit op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal. Dat de meterkast alleen via perceel 12 te bereiken was doet in dit geval daaraan niet af, nu perceel 12 via een vrij toegankelijke schuur met perceel 11 te bereiken was.
Voormelde regel lijdt uitzondering indien er aanwijzingen zijn dat verdachte van de op zijn perceel aangetroffen voorwerpen en stoffen geen weet heeft gehad. Dergelijke aanwijzingen ontbreken echter. Veel van de aangetroffen voorwerpen bevonden zich in de keukenkast of –lade in de woning van verdachte, waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat bij een normaal gebruik van de woning bewoners daarin met enige regelmaat plegen te kijken. Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard te weten dat in zijn keukenkast aankoopbonnen van latex-handschoenen lagen,14.waarmee hij er ook blijk van heeft gegeven dat hij in de kast kijkt.
Het hof gaat er derhalve van uit dat verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de voorwerpen en stoffen op zijn perceel. Datzelfde geldt voor het onder de caravan aangetroffen masker. Dat deze caravan bewoond werd door een ander dan verdachte legt onvoldoende gewicht in de schaal om ten aanzien van dit voorwerp tot een ander oordeel te komen, nu dit masker lag op een plaats onder die caravan welke vanuit die caravan niet of moeilijk bereikbaar was. Dat het, naar van de zijde van de verdediging is betoogd, om een perceel op een woonwagencentrum gaat waar bewoners van elkaars erf gebruik mogen maken is onvoldoende doorslaggevend om op het punt van wetenschap tot een ander oordeel te komen.
Voor het oordeel dat verdachte wetenschap heeft gehad van de op het naastgelegen perceel 12 aangetroffen voorwerpen en stoffen schiet het bewijs evenwel tekort. Weliswaar woonden verdachte en medeverdachte [medeverdachte] naast elkaar (respectievelijk op [straatnaam] 11 en 12), zijn beide percelen over en weer toegankelijk via de schuur op perceel 11 met een eigen toegangsdeur naar perceel 12 en zijn de op beide percelen aangetroffen voorwerpen en stoffen alle benodigd voor de productie van amfetamine, doch al deze omstandigheden zijn voor dat oordeel onvoldoende redengevend.
Het hof stelt voorts vast dat de op perceel 11 aangetroffen stof BMK een essentieel chemicalie vormt voor de productie van amfetamine. Daarbij gaat het hof er van uit dat deze stof ook met dat doel op het perceel aanwezig was. Bij dat oordeel heeft het hof meegewogen dat naast deze stof en aangetroffen onderdelen van de ten behoeve van het productieproces vereiste laboratoriumbenodigdheden een papier is aangetroffen waarop afkortingen staan (‘ketels, for+mieren+zout’ e.d.) die ontegenzeggelijk verwijzen naar de voor de synthese van amfetamine benodigde chemicaliën formamide, mierenzuur en zoutzuur. Dat de aangetroffen voorwerpen en stoffen een andere bestemming zouden hebben is niet aannemelijk geworden. Tekenend is in dit verband de hoeveelheid BMK die is aangetroffen, namelijk ruim 15 liter. De verdachte kan deze voor de synthese van amfetamine essentiële en kostbare grondstof in een dergelijke hoeveelheid redelijkerwijs niet anders voorhanden hebben gehad dan met de bedoeling om daarmee (wederom) amfetamine te produceren.
Gelet op het voorgaande acht het hof bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de onder 1 ten laste gelegde voorbereidingshandelingen. Dat daarbij sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen is niet gebleken zodat verdachte van dat onderdeel zal worden vrijgesproken.
D.
Op 23 april 2013 is onder in de kledingkast in de schuur aan de [straatnaam] 11 te Geldrop een plastic tas aangetroffen met inhoud (1135 gram), die qua hoeveelheid, kleur en samenstelling op hennep duidde. Voorts bevond zich in die kast een tas met inhoud (475 gram) die qua hoeveelheid, kleur en samenstelling op hasjiesj leek. Beide stoffen zijn middels een MMC-kleur-reactietest getest. De uitslag was dat de stoffen positief reageerden op de aanwezigheid van respectievelijk hennep en hasjiesj.15.De verdachte is, zoals hiervoor overwogen, gebruiker van deze schuur. De gebruiker van deze schuur moet geacht worden weet te hebben van hetgeen zich daarin bevindt, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel. Van dergelijke aanwijzingen is niet gebleken. Het hof verwijst hier naar hetgeen hiervoor onder C op dit punt is overwogen. Het hof acht derhalve het opzettelijk aanwezig hebben van hennep en hasjiesj wettig en overtuigend bewezen.
E.
Mitsdien falen de verweren van de verdediging. Het hof verwerpt deze verweren daarom in al hun onderdelen.
F.
Op 23 april 2013 is in de woning van de verdachte op het adres [straatnaam] 11 te Geldrop een pistool van het merk Norinco, model 1911, kaliber .45 aangetroffen. In de greep van het wapen zat een patronenhouder met daarin zeven volmantelpatronen van het kaliber .45.16.Achter een plint zijn 62 centraalvuur kogel- c.q. volmantelpatronen van het kaliber .45 aangetroffen. Deze patronen waren geschikt om te worden verschoten met voornoemd pistool. Het betreft munitie in de zin van artikel 2, tweede lid, categorie III van de Wet wapens en munitie.17.Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat het wapen van hem was.18.Het hof acht derhalve het opzettelijk voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie wettig en overtuigend bewezen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Het onder 2 bewezen verklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezen verklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is onder 1 bewezen verklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van voorbereidingshandelingen ter zake van amfetamineproductie. Er is een hoeveelheid voorwerpen en stoffen aangetroffen, waarvan mag worden aangenomen dat daarmee een grote hoeveelheid amfetamine zou kunnen worden geproduceerd. De productie van synthetische drugs houdt de illegale handel van harddrugs in stand en veroorzaakt bovendien allerlei maatschappelijk ongewenste effecten. Daarnaast is wetenschappelijk aangetoond dat het frequent gebruik van harddrugs de volksgezondheid kan schaden, met name waar het geestelijke aandoeningen betreft. De verdachte heeft zich daar onvoldoende rekenschap van gegeven en heeft uitsluitend gehandeld met het oog op persoonlijk financieel gewin.
Voorts is onder 2 bewezen verklaard dat de verdachte een hoeveelheid hennep en hasjiesj opzettelijk aanwezig heeft gehad. Deze illegale stoffen kunnen eveneens de volksgezondheid schaden. Ten slotte is onder 3 bewezen verklaard dat de verdachte een vuurwapen voorhanden had. Het ongecontroleerde bezit daarvan met bijbehorende munitie verhoogt het risico op een levensbedreigend delict, te meer nu het wapen gebruiksklaar was.Het hof rekent het de verdachte aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard. Bovendien weegt het hof, evenals de rechtbank, het voorhanden hebben van een schietklaar vuurwapen, in combinatie met de bewezen verklaarde voorbereidingshandelingen, in strafverzwarende zin mee in de straftoemeting.
Het hof heeft ten nadele van de verdachte acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 12 december 2016, betrekking hebbende op de verdachte, waaruit blijkt dat hij voorafgaand aan het bewezen verklaarde eerder voor soortgelijke feiten onherroepelijk is veroordeeld.
Het hof overweegt met betrekking tot het procesverloop in deze zaak ambtshalve het volgende.
Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep dient te zijn afgerond met een eindarrest binnen twee jaar nadat het hoger beroep is ingesteld, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
De rechtbank te ’s-Hertogenbosch heeft op 24 januari 2014 vonnis gewezen. Namens de verdachte is op diezelfde dag hoger beroep ingesteld. Het procesdossier is op 30 juni 2016, zijnde meer dan acht maanden na het instellen van het hoger beroep, ter griffie van dit hof ingekomen. Het hof zal bij arrest van heden – 6 april 2017 – einduitspraak doen. Aldus wordt eindarrest gewezen na het verstrijken van twee jaren na het instellen van het hoger beroep en daarmee is de redelijke termijn in hoger beroep met ruim 14 maanden geschonden.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige straf dan een gevangenisstraf. Gelet op de ernst van het bewezen verklaarde, acht het hof oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest in beginsel passend en geboden. Al hetgeen door de verdediging over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte naar voren is gebracht, legt tegenover de ernst van de feiten onvoldoende gewicht in de schaal om tot een ander oordeel te komen.
Gelet op het hiervoor overwogene ter zake van de schending van de redelijke termijn, ziet het hof evenwel aanleiding om de op te leggen gevangenisstraf te matigen. Anders dan de advocaat-generaal heeft gevorderd, zal het hof, gelet op de mate van overschrijding van de redelijke termijn, de strafkorting hoger dan 10% vaststellen en de verdachte veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 3, 10a en 11 van de Opiumwet, de artikelen 46 en 57 van het Wetboek van Strafrecht alsmede de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. E.A.A.M. Pfeil, voorzitter,
mr. J.T.F.M. van Krieken en mr. M.E.F.H. van Erve, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.N. van Veen, griffier,
en op 6 april 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. M.E.F.H. van Erve is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 06‑04‑2017
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 april 2013, p. 119 en 120.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 april 2013, p. 122-126.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 oktober 2013, p. 192; proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 april 2013, p. 123-124; lijst van inbeslaggenomen goederen d.d. 23 april 2013, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 23 april 2013, p. 147.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 april 2013, p. 229.
Rapport NFI d.d. 6 juni 2013, p. 255.
Proces-verbaal van bevindingen, p. 229.
Rapport NFI d.d. 6 juni 2013, p. 255.
Lijst van inbeslaggenomen goederen d.d. 23 april 2013, p. 147.
Aangetroffen handgeschreven aantekeningen, ongedateerd, p. 172 e.v. enhet relaasproces-verbaal d.d. 6 november 2013, p. 12.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 oktober 2013, p. 195.
Rapport NFI d.d. 13 augustus 2013, p. 287.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 april 2013, p. 124.
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 23 maart 2017, voor zover inhoudende de verklaring van de verdachte met betrekking tot de vindplaats van de aankoopbonnen van latex-handschoenen.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 april 2013, p. 156 en 157.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 april 2013, p. 128; lijst van inbeslaggenomen goederen d.d. 23 april 2013, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 23 april 2013, p. 148 en proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 oktober 2013, p. 193.
Lijst van inbeslaggenomen goederen d.d. 23 april 2013, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 23 april 2013, p. 147; proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 oktober 2013, p. 193 en 194; proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 mei 2013, p. 259 en 260.
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 23 maart 2017, voor zover inhoudende de verklaring van de verdachte met betrekking tot dit wapen.