NJB 2023/2331
Redelijke termijn in ontnemingsprocedure in hoger beroep in geval van voorlopige hechtenis, art. 6 lid 1 EVRM: wanneer betrokkene zich in verband met de gelijktijdig behandelde strafzaak in voorlopige hechtenis bevindt, moet ook de einduitspraak in de ontnemingsprocedure worden gedaan binnen zestien maanden nadat het rechtsmiddel is ingesteld.
HR 26-09-2023, ECLI:NL:HR:2023:1304
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
26 september 2023
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, Y. Buruma, C.N. Dalebout
- Zaaknummer
21/02671
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2023:1304, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 26‑09‑2023
ECLI:NL:PHR:2023:621, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 27‑06‑2023
- Wetingang
(art. 6 EVRM)
Essentie
Redelijke termijn in ontnemingsprocedure in hoger beroep in geval van voorlopige hechtenis, art. 6 lid 1 EVRM: wanneer betrokkene zich in verband met de gelijktijdig behandelde strafzaak in voorlopige hechtenis bevindt, moet ook de einduitspraak in de ontnemingsprocedure worden gedaan binnen zestien maanden nadat het rechtsmiddel is ingesteld.
Uitspraak
Inleiding
Ontnemingsprocedure. Het tweede cassatiemiddel klaagt over het oordeel van het hof dat volstaan kan worden met de enkele constatering dat een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in art. 6 lid 1 EVRM heeft plaatsgevonden. Het klaagt in het bijzonder dat het hof ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.