Hof 's-Hertogenbosch, 29-11-2010, nr. 20-001474-09
ECLI:NL:GHSHE:2010:BO9737, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
29-11-2010
- Zaaknummer
20-001474-09
- LJN
BO9737
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2010:BO9737, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 29‑11‑2010
Cassatie: ECLI:NL:HR:2012:BX5192, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2012:BX5192
Uitspraak 29‑11‑2010
Inhoudsindicatie
Strafmaat bij huiselijk geweld.
Partij(en)
Parketnummer : 20-001474-09
Uitspraak : 29 november 2010
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof 's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 15 april 2009 in de strafzaak met parketnummer 01-845422-08 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [datum in 1967],
wonende te [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen, inclusief de beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, maar met uitzondering van de strafoplegging en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Na de sluiting van het onderzoek ter terechtzitting (op 15 november 2010) heeft het hof kennis gekregen van een brief d.d. 17 november 2010 van de raadsman van verdachte aan de advocaat-generaal. Hierin refereert de raadsman aan een opmerking van de advocaat-generaal ter terechtzitting dat de verdachte door diens therapeut zou zijn aangemerkt als een wandelende tijdbom, en hij zendt vervolgens een mailbericht van verdachte aan de therapeut en de reactie van de therapeut aan verdachte toe en vraagt de advocaat-generaal ten slotte om overleg hoe deze informatie alsnog aan het oordeel van het hof kan worden onderworpen.
Het hof ziet in de brief van de raadsman geen aanleiding het onderzoek te heropenen en overweegt hiertoe dat het de genoemde opmerking van de advocaat-generaal die niet is onderbouwd met een schriftelijk rapport van die therapeut, heeft genegeerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met gronden waarop dit berust, behalve voor wat betreft de opgelegde straf en maatregel en zal in zoverre het vonnis vernietigen. Om redenen van efficiency zal het hof tevens de beslissing op de vordering van de benadeelde partij vernietigen (hoewel het hof zich met die beslissing kan verenigen).
Op te leggen straf
Namens verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat, gelet op zijn persoonlijke omstandigheden, aan hem geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal worden opgelegd. Daartoe is aangevoerd dat verdachte sinds 2008 op vrijwillige basis hulp heeft gezocht bij Kairos, nog steeds zijn behandeling volgt en dat het huiselijk geweld sindsdien is gestopt.
Voorts heeft de verdediging betoogd dat een onvoorwaardelijk op te leggen vrijheidsstraf zeer nadelige gevolgen zou hebben voor het contact tussen verdachte en zijn kinderen. De verdediging heeft het hof in overweging gegeven een werkstraf op te leggen voor de maximale duur van 240 uren.
Het hof overweegt als volgt.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Daarbij is rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Wat betreft de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich jarenlang schuldig gemaakt aan het stelselmatig mishandelen van zijn echtgenote. Verdachte heeft door zijn handelwijze zijn echtgenote in de huiselijke omgeving, waar zij zich juist veilig zou moeten kunnen voelen, letsel toegebracht, pijn bezorgd en angst aangejaagd. Verdachte heeft op die manier op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn toenmalige partner. Het hof rekent verdachte zwaar aan dat hij daarbij uiterst berekenend te werk is gegaan. Verdachte sloeg zijn vrouw op plekken van haar lichaam die voor buitenstaanders niet zichtbaar waren en vroeg haar zelfs daartoe haar armen in de lucht te houden tijdens de mishandelingen. Ook sloeg hij haar met voorwerpen als een schoen, een klerenhanger of een gordijnroe om zijn eigen handen niet te verwonden. De foto’s in het dossier (blz. 31 en 32) van de blauwe plekken op de billen en benen en in de zij van het slachtoffer en de open wond op haar scheenbeen, zijn beeldend en schokkend. Deze zijn het resultaat van de mishandeling met de gordijnroe enkele dagen voordat het slachtoffer aangifte deed. Voorts neemt het hof in aanmerking dat verdachte er niet voor is teruggeschrokken het slachtoffer te mishandelen voor de ogen van hun minderjarige kinderen. Dat is beschadigend voor de kinderen en vergroot het leed en het schuldgevoel van het slachtoffer.
Uit de slachtofferverklaring van [slachtoffer] blijkt dat zij door het geweld, zowel lichamelijk als geestelijk, hinder en klachten ondervindt en met gevoelens van angst en onveiligheid kampt. Niet alleen het slachtoffer, maar ook de kinderen hebben angstige momenten moeten doorstaan door het door verdachte gepleegde geweld.
In strafverminderende zin heeft het hof rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte gedurende het onderzoek uiteindelijk openheid van zaken heeft gegeven. Daarnaast heeft het hof in aanmerking genomen dat verdachte na zijn schorsing uit de voorlopige hechtenis vrijwillig hulp heeft gezocht en sindsdien een behandeling bij stichting Kairos ondergaat.
Gelet op het vorenstaande doet de door de raadsman bepleite (maximale) werkstraf naar het oordeel van het hof onvoldoende recht aan de ernst van het bewezen verklaarde.
Het hof acht het voorts noodzakelijk een zwaardere straf op te leggen dan door de advocaat-generaal is gevorderd. Het hof overweegt hieromtrent dat de gedragingen van de verdachte - gezien de aard, duur en frequentie en de omstandigheden waaronder deze plaatsvonden - zodanig ernstig zijn dat een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur dient te worden opgelegd.
Het hof ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. Wel ziet het hof aanleiding de gevangenisstraf deels voorwaardelijk op te leggen. Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. Deze voorwaardelijke straf maakt een verplichte begeleiding door de reclassering mogelijk en daarmee wordt voorts beoogd dat verdachte zijn behandeling bij Kairos voortzet.
Het hof onderkent het belang van de verdachte om het contact met zijn kinderen te continueren op een wijze die het belang van het slachtoffer eveneens recht doet. Gelet op de duur van de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf en op de wijze waarop deze ten uitvoer pleegt te worden gelegd, is het niet aannemelijk dat het contact met de kinderen gedurende langere tijd onmogelijk zal zijn. Hierin ligt dus geen overwegende reden om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Tenslotte overweegt het hof dat de verdachte weliswaar de schadeclaim van de benadeelde partij volledig heeft erkend en heeft toegezegd deze te zullen betalen, maar dat hij tot heden geen enkele betaling heeft gedaan. Het zou hem gesierd hebben als hij, als gebaar jegens het slachtoffer en als blijk van erkenning van het door hem aangedane leed, niet de rechterlijke uitspraak over deze schadeclaim zou hebben afgewacht.
Schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van EUR 2.250,-- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, te vermeerderen met de wettelijke rente als na te melden. De verdachte heeft de vordering erkend. De wettelijke rente wordt toegewezen vanaf de datum van de aangifte door het slachtoffer, dit is 14 augustus 2008.
Het hof ziet aanleiding ter zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door de strafbare feiten is toegebracht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, ten aanzien van de aan de verdachte opgelegde straf en maatregel en de beslissing op de vordering van de benadeelde partij en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 12 (twaalf) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte gedurende de proeftijd zich stelt onder het toezicht van Reclassering Nederland, Regio 's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, en zich gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen, door deze instelling te geven in het reclasseringsbelang van verdachte, ook indien dit inhoudt het deelnemen aan en/of voortzetten van een behandeling bij Kairos.
Geeft deze instelling opdracht de verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe.
Veroordeelt verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij voornoemd, te betalen een bedrag van EUR 2.250,00 (tweeduizend tweehonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 augustus 2008, tot de dag der algehele voldoening van de vordering.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij [slachtoffer] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om, ten behoeve van [slachtoffer], wonende te [plaats], aan de Staat een bedrag te betalen van EUR 2.250,00 (tweeduizend tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 32 (tweeëndertig) dagen hechtenis, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 augustus 2008 tot de dag der algehele voldoening van de vordering.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bevestigt het vonnis voor al het overige.
Aldus gewezen door
mr. J.C.A.M. Claassens, voorzitter,
mr. C.M. Hilverda en mr. M. Malsch,
in tegenwoordigheid van mr. J.W. van der Linden, griffier,
en op 29 november 2010 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. M. Malsch is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.