Einde inhoudsopgave
Richtlijn 98/56/EG betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal van siergewassen
Artikel 14
Geldend
Geldend vanaf 10-07-2003
- Bronpublicatie:
18-06-2003, PbEU 2003, L 165 (uitgifte: 01-01-2003, regelingnummer: 2003/61/EG)
- Inwerkingtreding
10-07-2003
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-06-2003, PbEU 2003, L 165 (uitgifte: 01-01-2003, regelingnummer: 2003/61/EG)
- Vakgebied(en)
Natuurbeschermingsrecht / Soortenbescherming
Agrarisch recht (V)
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
1.
Er worden in de lidstaten zo nodig proeven of tests op monsters uitgevoerd om na te gaan of het teeltmateriaal van siergewassen voldoet aan de voorschriften en voorwaarden van deze richtlijn. De Commissie kan de proeven door vertegenwoordigers van de lidstaten en de Commissie laten inspecteren.
2.
Er kunnen in de Gemeenschap communautaire vergelijkende tests en proeven worden verricht voor een nacontrole van monsters van teeltmateriaal van siergewassen dat in de handel is gebracht overeenkomstig de verplicht dan wel facultatief toe te passen bepalingen van deze richtlijn, met inbegrip van de fytosanitaire bepalingen. De vergelijkende tests en proeven kunnen ook betrekking hebben op:
- —
in derde landen geoogst teeltmateriaal,
- —
voor biologische landbouw geschikt teeltmateriaal,
- —
teeltmateriaal dat in de handel wordt gebracht in verband met maatregelen met het oog op de instandhouding van de genetische diversiteit.
3.
Deze vergelijkende tests en proeven worden gebruikt om de technische methoden voor het onderzoek van het teeltmateriaal van siergewassen te harmoniseren en om te onderzoeken of aan de voor het materiaal bepaalde voorwaarden wordt voldaan.
4.
De Commissie treft volgens de procedure van artikel 17 de nodige maatregelen voor het verrichten van de vergelijkende tests en proeven. De Commissie stelt het in artikel 17 bedoelde comité in kennis van de technische maatregelen voor de uitvoering van de tests en proeven en van de resultaten ervan. Wanneer zich problemen voordoen in verband met de onder Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (*), stelt de Commissie het Permanent Plantenziektekundig Comité daarvan in kennis, dat ook wordt geraadpleegd over protocollen voor communautaire proeven wanneer deze betrekking hebben op de onder Richtlijn 2000/29/EG vallende organismen.
5.
De Gemeenschap kan een financiële bijdrage verlenen voor het uitvoeren van de in de leden 2 en 3 bedoelde tests en proeven.
De financiële bijdrage wordt vastgesteld binnen de grenzen van de door de begrotingsautoriteit uitgetrokken jaarlijkse middelen.
6.
De tests en proeven waarvoor een financiële bijdrage van de Gemeenschap kan worden verleend en de uitvoeringsbepalingen inzake het verlenen van de financiële bijdrage worden vastgesteld volgens de in artikel 17 bedoelde procedure.
7.
De in de leden 2 en 3 bedoelde tests en proeven mogen uitsluitend worden uitgevoerd door autoriteiten van een staat of door rechtspersonen die handelen onder de verantwoordelijkheid van een staat.
Voetnoten
PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1).