Einde inhoudsopgave
Overeenkomst opgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie inzake wederzijdse bijstand en samenwerking tussen de douane-administraties
Artikel 23 Infiltratie
Geldend
Geldend vanaf 23-06-2009
- Bronpublicatie:
18-12-1997, Trb. 1998, 174 (uitgifte: 10-07-1998, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
23-06-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-06-2009, Trb. 2009, 94 (uitgifte: 22-06-2009, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Privacy / Internationaal gegevensverkeer
Douane (V)
1.
Op verzoek van de verzoekende autoriteit kan de aangezochte autoriteit functionarissen van de douane-administratie van de verzoekende lidstaat of in opdracht van deze administratie werkzame functionarissen die onder een fictieve identiteit optreden (infiltranten), toestemming geven om op het grondgebied van de aangezochte lidstaat op te treden. De verzoekende autoriteit dient hiertoe alleen een verzoek in wanneer de zaak zeer moeilijk zou kunnen worden opgehelderd zonder gebruik te maken van deze onderzoeksmaatregelen. De betrokken functionarissen zijn in het kader van hun opdracht bevoegd om informatie te verzamelen en contacten te leggen met verdachten of andere personen in hun omgeving.
2.
Infiltratie-operaties in de aangezochte lidstaat zijn van beperkte duur. De voorbereiding van de leiding van de operatie worden geregeld in nauwe samenwerking tussen de betrokken autoriteiten van de aangezochte en de verzoekende lidstaat.
3.
De voorwaarden waaronder infiltratie-operaties zijn toegestaan en de voorwaarden waaronder zij worden uitgevoerd, worden door de aangezochte autoriteit bepaald overeenkomstig haar nationale recht. Indien bij een infiltratie-operatie informatie wordt verkregen over een andere inbreuk dan die waarop het oorspronkelijke verzoek betrekking had, worden de voorwaarden betreffende het gebruik dat van die informatie mag worden gemaakt, eveneens door de aangezochte autoriteit overeenkomstig haar nationale recht bepaald.
4.
De aangezochte autoriteit levert de nodige personele en technische ondersteuning. Zij treft maatregelen om de in lid 1 genoemde functionarissen gedurende hun optreden in de aangezochte lidstaat te beschermen.
5.
Elke lidstaat kan bij de neerlegging van zijn akte van aanneming van deze overeenkomst verklaren dat hij zich de toepassing van dit artikel of een gedeelte daarvan voorbehoudt. Deze verklaring kan te allen tijde worden ingetrokken.