HR 27 februari 2001, NJ 2001, 499 m.nt. Schalken. Zie ook de beslissing van 22 oktober 2005 van de Human Rights Committee van de VN ( CCPR/C/107/D/1886/2009) waarin een klacht van een anonieme verdachte tegen Nederland niet-ontvankelijk werd verklaard omdat de klacht tegen de niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep niet was onderbouwd.
HR, 11-07-2017, nr. 16/02143
ECLI:NL:HR:2017:1316
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
11-07-2017
- Zaaknummer
16/02143
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2017:1316, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 11‑07‑2017; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:636, Gevolgd
In cassatie op: ECLI:NL:GHAMS:2016:1500, Bekrachtiging/bevestiging
ECLI:NL:PHR:2017:636, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑06‑2017
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2017:1316, Gevolgd
- Vindplaatsen
Uitspraak 11‑07‑2017
Inhoudsindicatie
N-o in h.b. Aanwenden rechtsmiddel (i.c. h.b.) door NN-verdachte, art. 449-452 Sv. HR: art. 81.1 RO. CAG: Uit art. 449-452 Sr moet worden afgeleid dat verdachte te wiens laste een rechterlijke beslissing is gewezen waarin hij op andere wijze dan bij name is aangeduid, geen rechtsmiddel tegen een einduitspraak kan aanwenden anders dan onder bekendmaking van zijn persoonsgegevens. Dat na het verstrijken van de beroepstermijn alsnog de persoonsgegevens van verdachte bekend zijn geworden kan de niet-ontvankelijkheid van het rechtsmiddel niet meer voorkomen.
Partij(en)
11 juli 2017
Strafkamer
nr. S 16/02143
AKA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 15 april 2016, nummer 23/003502-15, in de strafzaak tegen:
NN AD20001 M 150826 1805, zich noemende [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft G.P. Dayala, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 juli 2017.
Conclusie 20‑06‑2017
Inhoudsindicatie
N-o in h.b. Aanwenden rechtsmiddel (i.c. h.b.) door NN-verdachte, art. 449-452 Sv. HR: art. 81.1 RO. CAG: Uit art. 449-452 Sr moet worden afgeleid dat verdachte te wiens laste een rechterlijke beslissing is gewezen waarin hij op andere wijze dan bij name is aangeduid, geen rechtsmiddel tegen een einduitspraak kan aanwenden anders dan onder bekendmaking van zijn persoonsgegevens. Dat na het verstrijken van de beroepstermijn alsnog de persoonsgegevens van verdachte bekend zijn geworden kan de niet-ontvankelijkheid van het rechtsmiddel niet meer voorkomen.
Nr. 16/02143
Mr. Machielse
Zitting 20 juni 2017 (bij vervroeging)
Conclusie inzake:
NN AD20001 M 150826 1805
([verdachte])
1. Het gerechtshof Amsterdam heeft verdachte op 15 april 2016 in zijn beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Verdachte heeft cassatie doen instellen en mr G.P. Dayala, advocaat te Amsterdam, heeft een schriftuur ingezonden houdende een middel van cassatie.
2. Het middel klaagt dat de advocaat die het hoger beroep heeft ingesteld duidelijk het NN-nummer heeft opgegeven overeenkomstig de inleidende dagvaarding. Hierdoor konden de personalia van verdachte worden vastgesteld. Duidelijk was dat het ging om [verdachte] en om niemand anders. Verdachte had zijn persoonsgegevens wel bekendgemaakt en deze bevonden zich in het dossier.
3.1. In zijn arrest heeft het hof het volgende overwogen:
"De raadsman heeft bepleit dat de verdachte dient te worden ontvangen in het namens hem ingestelde hoger beroep. De verdachte noemt zich [verdachte] en de raadsman meent dat hij laatstgenoemde naam tevens in de volmacht tot instellen van hoger beroep van 31 augustus 2015 heeft opgenomen.
Het hof heeft geconstateerd dat in de volmacht tot het instellen van hoger beroep d.d. 31 augustus 2015 uitsluitend staat vermeld dat het rechtsmiddel wordt ingesteld inzake N.N. (AD 20001 M 150826 1805) en dat het grievenformulier d.d. 3 september 2015 ook slechts de N.N. duiding vermeldt als naam van de verdachte, welk document -naar het zich laat aanzien gelet op de door de raadsman op de begeleidende brief geplaatste handtekening- door de raadsman is ondertekend als verdachte. Op de akte instellen rechtsmiddel staat daarenboven als geboortedatum van de verdachte 01 januari 1950 te Onbekend vermeld, terwijl dat minst genomen dan had moeten zijn [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats]. Het hof ziet onder de gegeven omstandigheden geen aanleiding af te wijken van het arrest van de Hoge Raad van 27 februari 2001 (ECLI:NL:HR:2001:AB0259) en nadien gewezen arresten, recentelijk op 7 oktober 2014 (ECLI:NL:HR:2014:2915). De artikelen 449-452 van het Wetboek van Strafvordering regelen de wijze waarop rechtsmiddelen dienen te worden aangewend. Uit deze bepalingen moet worden afgeleid dat een verdachte te wiens laste een rechterlijke beslissing is gewezen waarin hij op andere wijze dan bij name is aangeduid, geen rechtsmiddel tegen een einduitspraak kan aanwenden, anders dan onder bekendmaking van zijn persoonsgegevens.
Blijkens de aan de akte instellen hoger beroep van 31 augustus 2015 gehechte volmacht tot instellen van hoger beroep van 31 augustus 2015 heeft de raadsman namens de verdachte onder meer kenbaar gemaakt dat hij door de verdachte, geregistreerd onder kenmerk AD20001 M 150826 1805, gevolmachtigd was om namens hem hoger beroep in te (laten) stellen tegen het vonnis van 28 augustus 2015 van de politierechter in de rechtbank Amsterdam in de strafzaak met parketnummer 13-702718-15. De raadsman heeft in voormelde volmacht niet (tevens) de door de verdachte bij de politie en ter terechtzitting van de politierechter inmiddels opgegeven personalia opgenomen, te weten [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974, zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande. De bij die gelegenheid verstrekte gegevens oordeelt het hof als doorslaggevend bij de beoordeling van de ontvankelijkheid in hoger beroep. Ten overvloede merkt het hof op dat de geboortedatum van NN AD20001 M 150826 1805, te weten 1 januari 1950, welke in de akte instellen hoger beroep is opgenomen, niet overeenkomt met de door de verdachte ter voornoemde terechtzitting opgegeven geboortedatum, te weten [geboortedatum] 1974. Het hof is derhalve van oordeel dat de verdachte, nu hij dan wel zijn raadsman heeft nagelaten (tevens naast de N.N. duiding) de echte persoonsgegevens bekend te maken, en in plaats daarvan een valse geboortedatum, geen rechtsmiddel tegen voormeld vonnis kan aanwenden, zodat hij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het namens hem ingestelde hoger beroep."
3.2. In 2001 heeft de Hoge Raad beslist dat uit de artikelen 449-452 Sv moet worden afgeleid dat verdachte te wiens laste een rechterlijke beslissing is gewezen waarin hij op andere wijze dan bij name is aangeduid, geen rechtsmiddel tegen een einduitspraak kan aanwenden anders dan onder bekendmaking van zijn persoonsgegevens.1.Dat na het verstrijken van de beroepstermijn alsnog de persoonsgegevens van de verdachte bekend zijn geworden kan de niet-ontvankelijkheid van het rechtsmiddel niet meer voorkomen.2.
In de loop der jaren is de Hoge Raad bij dit standpunt gebleven.3.Ik zie geen reden om in dit geval tot een ander standpunt te komen.
4. Het middel faalt en kan met de aan artikel 81 RO ontleende motivering worden verworpen.
5. Ambtshalve heb ik geen grond aangetroffen die tot vernietiging aanleiding behoort te geven.
6. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden