Einde inhoudsopgave
Verdrag (No. 96) betreffende bureaux voor arbeidsbemiddeling, welke voor hun bemiddeling betaling vragen (herzien), 1949
Artikel 4
Geldend
Geldend vanaf 18-07-1951
- Bronpublicatie:
01-07-1949, Stb. 1952, 543 (uitgifte: 29-01-1952, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
18-07-1951
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-09-1957, Trb. 1957, 191 (uitgifte: 01-01-1957, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
International Labour Organization
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Arbeidsmarktbeleid en -bemiddeling
1.
Gedurende de tijd, welke aan de afschaffing voorafgaat, moeten bureaux voor arbeidsbemiddeling, welke voor hun bemiddeling betaling vragen en gedreven worden met winstoogmerk:
- a.
onderworpen zijn aan het toezicht van de bevoegde autoriteit; en
- b.
slechts beloning en kosten in rekening brengen volgens een schaal, overgelegd aan en goedgekeurd door de bevoegde autoriteit of door deze autoriteit vastgesteld.
2.
Dit toezicht moet in het bijzonder gericht zijn op het uitbannen van alle misbruiken, verband houdende met de werkzaamheden van bureaux voor arbeidsbemiddeling, welke voor hun bemiddeling betaling vragen en gedreven worden met winstoogmerk.
3.
Tot dit doel moet de bevoegde autoriteit door passende methoden overleg plegen met de betrokken organisaties van werkgevers en van arbeiders.