Rb. Breda, 28-04-2008, nr. AWB- 07, 3585
ECLI:NL:RBBRE:2008:BD3431
- Instantie
Rechtbank Breda
- Datum
28-04-2008
- Zaaknummer
AWB- 07_3585
- LJN
BD3431
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBBRE:2008:BD3431, Uitspraak, Rechtbank Breda, 28‑04‑2008; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:RVS:2009:BH4621
Uitspraak 28‑04‑2008
Inhoudsindicatie
Beroep tegen boete wegens overtreding van de Arbeidstijdenwet (ATW). Gelet op Europese regelgeving (met name Richtlijn 2003/88/EG betreffende aspecten van de organisatie van arbeidstijd (PbEU 2003, L299/9)) merkt de rechtbank in deze zaak het woon-werkverkeer aan als arbeidstijd. Het betreft monteurs die van het thuisadres rechtstreeks naar het eerste werkadres rijden en van het laatste werkadres rechtstreeks naar huis rijden. Hierbij maken zij gebruik van vervoersmiddelen en gereedschappen die eigendom zijn van werkgever. De rechtbank hecht belang aan de aard van de werkzaamheden die de monteurs verrichten in relatie tot het vervoer en de gereedschappen.
Partij(en)
RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, team bestuursrecht
procedurenummer: 07 / 3585 WET
uitspraak van de enkelvoudige kamer
in de zaak van
[naam eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats], eiseres,
gemachtigde mr. T.J. van Veen,
en
de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
verweerder.
1. Procesverloop
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 4 juli 2007 (bestreden besluit), inzake de oplegging van een boete ten bedrage van € 20.550,00 wegens overtreding van de Arbeidstijdenwet (ATW).
Het beroep is behandeld ter zitting van 18 maart 2008. Hierbij was de gemachtigde van eiseres aanwezig en tevens
[naam gemachtigde eiseres], hoofd Personeel en Organisatie bij eiseres. Namens verweerder was [naam medewerker verweerder] aanwezig.
2. Beoordeling
2.1
Op grond van de gedingstukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres staat in het handelsregister van de Kamers van Koophandel ingeschreven. Als bedrijfsomschrijving is opgenomen de exploitatie van een keuken- en tegelcentrum.
Op 10 januari 2006 hebben twee inspecteurs van de Arbeidsinspectie bij eiseres hercontrole uitgevoerd van overtredingen van de ATW.
De inspecteurs hebben geconstateerd dat ten behoeve van eiseres in de periode van 27 november 2005 tot en met zaterdag 24 december 2005 verschillende overtredingen van de ATW zijn begaan. Deze overtredingen zijn in ieder geval begaan in het kader van werkzaamheden verricht door monteurs, waarbij sprake is van het overschrijden van het ten hoogste toegestane aantal arbeidsuren per dienst.
De resultaten van het onderzoek zijn neergelegd in een boeterapport. Dit boeterapport is op 27 maart 2006 ondertekend en ingezonden aan de Boeteoplegger te Den Haag.
Bij brief van 26 juni 2006 heeft verweerder aan eiseres kenbaar gemaakt voornemens te zijn een boete ten bedrage van
€ 40.950,00 aan haar op te leggen wegens overtreding van de ATW.
Bij brief van 14 augustus 2006 heeft eiseres haar zienswijze op voornoemd voornemen kenbaar gemaakt.
Bij besluit van 20 september 2006 (primair besluit) heeft verweerder eiseres een boete ten bedrage van € 40.950,00 opgelegd.
Bij besluit van 4 juli 2007 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk ongegrond verklaard. Het boetebedrag is bijgesteld tot een bedrag van € 20.550,00.
2.2
Eiseres heeft in beroep, samengevat, aangevoerd dat verweerder zijn beslissing op onjuiste gegevens heeft gebaseerd. De oorzaak hiervan is dat verweerder zich onterecht op het standpunt heeft gesteld dat zowel de rit van huis naar de eerste klus als de rit van de laatste klus weer naar huis als arbeidstijd dient te worden aangemerkt, aldus eiseres. Voorts heeft eiseres verschillende gronden aangevoerd die betrekking hebben op (de wijze waarop verweerder is omgegaan met) zowel het Arbeidstijdenbesluit vervoer als het Arbeidstijden-besluit, bepaalde Europese regelgeving (verordeningen, richtlijnen) en rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (HvJ EG).
Ter zitting heeft eiseres de beroepsgrond die betrekking heeft op de hoogte van de boete ingetrokken.
2.3
Ingevolge artikel 10:5, eerste lid, van de ATW legt een daartoe door onze minister aangewezen, onder hem ressorterende ambtenaar, de boete op aan de natuurlijke of rechtspersoon op wie de verplichtingen rusten welke voortvloeien uit deze wet de daarop rustende bepalingen, voor zover het niet naleven daarvan is aangeduid als een beboetbaar feit.
2.4
In onderhavig geschil heeft verweerder aan eiseres een boete opgelegd ten bedrage van € 20.550,00. Nu die boete is aan te merken als een sanctie met een punitief karakter, dient de rechtbank het bestreden besluit van verweerder vol te toetsen.
Inzet van het geschil is of verweerder bevoegd was tot oplegging van voornoemde boete. Het geschil beperkt zich – gelet op het standpunt van eiseres – inhoudelijk uitsluitend tot de vraag of de reistijd van de monteurs vanaf hun thuisadres naar de eerste klant en vanaf hun laatste klant naar hun thuisadres (woonwerkverkeer) als arbeidstijd moet worden aangemerkt. Dat betekent dat bij de vaststelling dat voornoemde reistijd als arbeidstijd moet worden aangemerkt, daarmee vaststaat dat verweerder bevoegd is om een boete ten bedrage van € 20.550,00 aan eiseres op te leggen wegens overtreding van de Arbeidstijdenwet.
De rechtbank stelt bij de beoordeling van voornoemd geschilpunt voorop dat de wetgeving op het terrein van arbeidstijd onder invloed staat van Europese regelgeving. Hierbij verwijst de rechtbank in het bijzonder naar Richtlijn 2003/88/EG betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd (PbEU 2003, L299/9). In artikel 2, eerste lid, van deze richtlijn is opgenomen dat onder arbeidstijd wordt verstaan de tijd waarin de werknemer werkzaam is, ter beschikking van de werkgever staat en zijn werkzaamheden of functie uitoefent, overeenkomstig de nationale wetten en/of gebruiken. Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft in verschillende arresten overwogen dat ‘arbeidstijd’ een begrip van gemeenschapsrecht is en derhalve autonoom moet worden uitgelegd.
Bij de autonome uitleg van dit begrip moet de doelstelling van de Europese regelgeving in acht worden genomen. Uit de considerans van voornoemde richtlijn volgt dat wordt gestreefd naar minimumharmonisatie op het terrein van de organisatie van arbeidstijd met als doel het beschermen van de veiligheid en de gezondheid van werknemers. Op grond van deze richtlijn worden de lidstaten verantwoordelijk gehouden voor een zodanige organisatie van arbeidstijd dat de veiligheid en gezondheid van werknemers voldoende wordt beschermd. Zowel de wetgever als de rechterlijke macht vervullen hierbij een taak.
De rechtbank stelt – in het bijzonder op grond van de Knelpunteninventarisatie Arbeidstijdenwet van 5 november 1996 (Kamerstukken II 1996/97, 25092, nr. 1, p. 4-5) – vast dat in de nationale rechtsorde het uitgangspunt is dat woon-werkverkeer over het algemeen niet als arbeidstijd wordt gerekend. Indien het de situatie betreft dat de werknemer geen vaste standplaats heeft, zoals in onderhavig geval, wordt in het algemeen aangenomen dat de reistijd van het thuisadres direct naar meerdere werkadressen op één dag of iedere dag naar een ander werkadres, als arbeidstijd wordt gezien. Dit betekent echter niet dat het in dergelijke situaties altijd duidelijk is dat reistijd moet worden aangemerkt als arbeidstijd. Doorslaggevend zijn de concrete omstandigheden van het geval. Wanneer de feitelijke situatie onvoldoende duidelijkheid verschaft over de vraag of er sprake is van arbeidstijd, moet worden gekeken naar de forfaitaire reistijd die sociale partners zijn overeengekomen.
De rechtbank oordeelt deze uitgangspunten niet strijdig met Europese regelgeving en zal zich derhalve hierbij aansluiten.
In voornoemde Knelpunteninventarisatie wordt de vraag of er sprake is van arbeidstijd in een situatie dat de werknemer geen vaste standplaats heeft, gekoppeld aan de vraag of er gedurende het desbetreffende woon-werkverkeer sprake is van gezag. Verweerder heeft zich hier-bij aangesloten. De rechtbank is echter van oordeel dat deze toetsingsmaatstaf te beperkt is gelet op de Europese dimensie van onderhavige regelgeving. De rechtbank acht van belang te benadrukken dat de kern van de toetsingsmaatstaf het autonome begrip ‘arbeidstijd’ dient te zijn, in welk begrip het gezagscriterium is ingebed.
Gelet op het voorgaande dient de rechtbank te beoordelen of in onderhavige zaak duidelijk is dat er tijdens het desbetreffende woon-werkverkeer sprake is van arbeidstijd.
Uit de dossierstukken is gebleken dat de monteurs werkzaam bij eiseres op een bepaald tijdstip op het eerste werkadres – gelegen in het rayon waar de desbetreffende monteur werkzaam is – starten met het plaatsen van keukens en het oplossen van storingen. Deze werk-zaamheden kunnen worden aangemerkt als de kernwerkzaamheden van de monteurs. Voor het verrichten daarvan hebben de monteurs zowel vervoer als gereedschappen nodig. Het bezoeken van verschillende werkadressen – al dan niet op één dag – staat daarmee in nauw verband met hun kernwerkzaamheden. Datzelfde geldt voor het meebrengen van de benodig-de gereedschappen. Mede in het licht van het voorgaande concludeert de rechtbank dat indien de reistijd van het thuisadres naar het eerste werkadres niet wordt onderbroken door een bezoek aan de standplaats, de werkzaamheden van de monteurs aanvang nemen bij vertrek van het thuisadres. Hetzelfde geldt voor de reistijd van het laatste werkadres naar het thuisadres. Dit betekent dat voornoemde reistijd kan worden aangemerkt als tijd waarin de monteurs werkzaam zijn en zij werkzaamheden uitoefenen. Het voorgaande in samenhang met het feit dat het vervoersmiddel en de gereedschappen eigendom zijn van eiseres, leidt tot het oordeel dat de werknemers tijdens deze reistijd ter beschikking van de werkgever staan.
In het licht van het vorenstaande concludeert de rechtbank dat het in onderhavige zaak duidelijk is dat tijdens het desbetreffende woonwerkverkeer sprake is van arbeidstijd.
De rechtbank stelt vast dat verweerder aan het standpunt dat er sprake is van arbeidstijd, een andere motivering ten grondslag heeft gelegd dan hiervoor is overwogen. Gelet hierop concludeert de rechtbank dat het bestreden besluit lijdt aan een motiveringsgebrek. Om die reden kan dit besluit in rechte geen stand houden en komt het voor vernietiging in aanmerking. Nu de rechtbank op grond van een andere motivering tot eenzelfde conclusie is gekomen en de overige gronden geen bespreking behoeven, zal de rechtbank gebruik maken van de haar in artikel 8:72, derde lid, van de Algemene Wet Bestuursrecht gegeven bevoegdheid om de rechtsgevolgen van een vernietigd besluit in stand te laten.
2.5
De rechtbank komt dan ook tot de slotsom dat het beroep gegrond moet worden verklaard, dat het bestreden besluit dient te worden vernietigd maar dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand kunnen blijven.
2.6
Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiser te worden vergoed. Tevens zal de rechtbank verweerder veroordelen in de proceskosten van eiser, die op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden vastgesteld op het hieronder opgenomen bedrag.
3. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit, maar bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
gelast dat de Staat der Nederlanden aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 285,00 vergoedt;
veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 622,00, te betalen door de Staat der Nederlanden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, en in aanwezigheid van mr. E.A.M. Verheijen, griffier, in het openbaar uitgesproken op
Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage.
De termijn daarvoor bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na verzending van deze uitspraak.
Afschrift verzonden op: