Indien de vervreemding of vernietiging niet rechtsgeldig is geschied, is het beslag nog niet geëindigd en kan daarover ex art. 552a Sv worden geklaagd. Vlg. HR 19 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:949, rov. 2 en HR 2 september 2003, ECLI:NL:HR:2003:AG1758, rov. 3.3.1.
HR, 20-12-2022, nr. 20/03871
ECLI:NL:HR:2022:1914
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
20-12-2022
- Zaaknummer
20/03871
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2022:1914, Uitspraak, Hoge Raad, 20‑12‑2022; (Cassatie, Beschikking)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2022:1078
ECLI:NL:PHR:2022:1078, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑11‑2022
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2022:1914
- Vindplaatsen
Uitspraak 20‑12‑2022
Inhoudsindicatie
Beklag, beslag ex art. 94 Sv op lampen onder één van de klaagsters (Zwitserse vennootschap en Slowaakse vennootschap) t.z.v. verdenking van voorbereidingshandelingen t.a.v. hennepteelt. Ontvankelijkheid cassatieberoep na machtiging tot vernietiging a.b.i. art. 117 Sv, art. 134.2.c Sv. HR: Om redenen vermeld in CAG is beroep n-o. CAG: Uit ingewonnen inlichtingen en gelet op art. 117 Sv blijkt dat beslag rechtsgeldig is beëindigd o.g.v. art. 134.2.c Sv. Dat betekent dat Rb de klaagsters n-o had dienen te verklaren in hun beklag a.b.i. art. 552a Sv en klaagsters n-o zijn in cassatieberoep. Klaagsters n-o.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 20/03871 B
Datum 20 december 2022
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Limburg van 3 november 2020, nummer RK 20/557 en RK 20/1566, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
de vennootschap naar Zwitsers recht ‘ [klaagster 1] ’,
gevestigd te [vestigingsplaats] en
de vennootschap naar Slowaaks recht [klaagster 2] ,
gevestigd te [vestigingsplaats],
hierna: de klaagsters.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klaagsters. Namens deze heeft I.T.H.L. van de Bergh, advocaat te Maastricht, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de klaagsters in hun cassatieberoep.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Het beroep is niet-ontvankelijk. De redenen daarvoor staan in de conclusie van de advocaat-generaal.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 december 2022.
Conclusie 22‑11‑2022
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Beklagzaak ex art. 552a Sv. Cassatieberoep is niet ontvankelijk omdat het beslag op grond van art. 134 lid 2 sub c is geëindigd. De conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring.
Partij(en)
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 20/03871 B
Zitting 22 november 2022
CONCLUSIE
T.N.B.M. Spronken
In de zaak
[klaagster 2] ., gevestigd te [vestigingsplaats]
[klaagster 1] , gevestigd [vestigingsplaats]
hierna: de klaagsters
1. Het cassatieberoep
1.1
De rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, heeft bij beschikking van 3 november 2020 het klaagschrift van de klaagsters, [klaagster 1] (hierna: [klaagster 1] ) en [klaagster 2] (hierna: [klaagster 2] ), strekkende tot opheffing van het beslag op en teruggave aan hen van 458 onder [klaagster 1] inbeslaggenomen lampen, ongegrond verklaard.
1.2
Het cassatieberoep is ingesteld namens de klaagsters. Mr I.T.H.L. van de Bergh, advocaat te Maastricht, heeft twee middelen van cassatie voorgesteld.
2. Ontvankelijkheid van het cassatieberoep
2.1
Uit namens mij ingewonnen inlichtingen blijkt het volgende:
(i) In het digitale beslagportaal van het openbaar ministerie is geregistreerd dat op 19 maart 2020 beslag is gelegd op 458 Dimlux expert 600W lampen en dat de lampen zijn getaxeerd op een totale waarde van € 70.761,-.
(ii) In het beslagportaal is voorts geregistreerd dat de “beheersbeslissing” van het openbaar ministerie van 31 maart 2020 inhoudt: “Deponeren en machtiging vernietigen obv 117”.
(iii) Tevens is op 31 maart 2020 in het beslagportaal de mededeling geregistreerd dat de goederen door de firma [A] zijn voorzien van “stickers” vermeldend het proces-verbaal nummer en het goednummer.
(iv) Als “huidige status” houdt het beslagportaal in: “22. Opdracht uitgevoerd door bewaarder – DRZ”.
(v) Per e-mailbericht heeft het beslagbureau laten weten dat bij beslissing van de officier van justitie van 31 maart 2020, de 458 Dimlux lampen zijn vernietigd door de Domeinen Roerende Zaken (hierna: DRZ). Het beslagbureau heeft verder laten weten dat uit het politiesysteem blijkt dat de lampen behoorden bij een (in een loods aangetroffen) grote partij drugs gerelateerde goederen, die gebruikt worden bij het vervaardigen van softdrugs en bij de opbouw van een hennepplantage, en dat in de regel zulke goederen rechtstreeks worden vernietigd door DRZ.
2.2
Artikel 134 lid 2 Sv luidt:
“Het beslag wordt beëindigd doordat hetzij
(...)
c. de machtiging als bedoeld in artikel 117 is verleend en het voorwerp niet om baat is vervreemd;
(...)”
2.3
Op grond van het voorgaande en gelet op art. 117 Sv blijkt dat het beslag op 31 maart 2020 rechtsgeldig1.is beëindigd op grond van art. 134 lid 2 onder c Sv. Dat betekent dat de rechtbank de klaagsters niet ontvankelijk had dienen te verklaren in hun beklag als bedoeld in art. 552a Sv en de klaagsters niet ontvankelijk zijn in het cassatieberoep.2.
2.4
Ik merk ten overvloede op dat de strafrechter in het kader van de behandeling van de strafzaak ten gronde ex. art. 353 Sv een beslissing dient te nemen over de inbeslaggenomen voorwerpen en dat, indien alsnog de teruggave wordt bevolen terwijl dat feitelijk niet meer mogelijk is, de bewaarder van het voorwerp op grond van art. 119 lid 2 Sv overgaat tot betaling van de prijs die de voorwerpen redelijkerwijze bij verkoop zouden hebben opgebracht.3.Indien de officier van justitie besluit de onderliggende strafzaak te seponeren, is het aan hem om de teruggave van de inbeslaggenomen voorwerpen te gelasten. Deze last kan zich vertalen naar terugbetaling van de in art. 119 lid 2 Sv bedoelde waarde indien de voorwerpen inmiddels zijn vernietigd.4.Mocht een last tot teruggave uitblijven dan rest de klaagsters slechts een procedure bij de burgerlijke rechter.5.
3. Slotsom
Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van de klaagsters in hun cassatieberoep.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 22‑11‑2022
ECLI:NL:HR:2015:3710 Vgl. HR 22 december 2015, , rov. 2.3.
Vgl. HR 2 september 2003, ECLI:NL:HR:2003:AG1758, onder 4.3 en de conclusie van Spronken van 9 juni 2020, 19/04330 (niet gepubliceerd) onder 2.3.
conclusie AG Knigge van 29 september 2015, ECLI:NL:PHR:2015:2458 Vgl. , onder 4.8.
HR 25 juni 1991, ECLI:NL:HR:1991:ZC8663.