Einde inhoudsopgave
Overleveringswet
Artikel 37 [Aanhouding opgeëiste persoon met het oog op feitelijke overlevering]
Geldend
Geldend vanaf 01-10-2024
- Redactionele toelichting
De titel van het inwerkingtredingsbesluit is gecorrigeerd via een verbeterblad (13-08-2024).
- Bronpublicatie:
17-07-2024, Stb. 2024, 207 (uitgifte: 24-07-2024, kamerstukken: 36491)
- Inwerkingtreding
01-10-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-07-2024, Stb. 2024, 221 (uitgifte: 24-07-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Uitlevering en overlevering
1.
Indien zulks voor de toepassing van artikel 35, eerste lid, tenzij de vrijheidsbeneming op grond van artikel 35, vierde lid, is beëindigd, of van artikel 36, tweede lid, noodzakelijk is, wordt de opgeëiste persoon op bevel van de officier van justitie aangehouden voor ten hoogste drie dagen. Indien de feitelijke overlevering niet binnen de termijn van drie dagen heeft kunnen plaatsvinden, kan het bevel tot aanhouding door de officier van justitie eenmaal voor ten hoogste drie dagen worden verlengd.
2.
Na verlenging van de in het eerste lid bedoelde termijn door de officier van justitie, kan deze uitsluitend op vordering van de officier van justitie door de rechtbank voor ten hoogste tien dagen worden verlengd.
3.
Een verlenging als bedoeld in het tweede lid kan alleen geschieden wanneer de feitelijke overlevering door omstandigheden buiten de macht van enige lidstaat of door ernstige humanitaire redenen niet binnen de termijn van zes dagen, ingevolge het eerste lid, heeft kunnen plaatshebben.