NJB 2020/1061:Koop van een bedrijfspand. Gedaagden hebben zich bij akte naast de koper hoofdelijk verbonden voor de voldoening van het restant van de koopprijs. De verkoper vordert in conventie betaling op grond van die akte. De eis in reconventie strekt tot vernietiging van de akte op grond van bedrog, althans dwaling, en een verklaring voor recht dat de koper onrechtmatig heeft gehandeld en schadeplichtig is. Hoge Raad: 1. Bedrog. Dwaling. Onjuiste voorstelling van zaken. Ook onjuiste mededelingen of verzwegen feiten die niet de kern van de overeenkomst betreffen, kunnen ertoe hebben geleid dat een partij die overeenkomst is aangegaan onder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken, en kunnen aldus een beroep op bedrog of dwaling rechtvaardigen. 2. Verschillende vorderingen. De verwerping van het beroep op vernietigbaarheid van de overeenkomst op grond van bedrog of dwaling kan de afwijzing niet dragen van de gevorderde verklaring voor recht. 3. Beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid. Zonder nadere motivering valt niet in te zien waarom toepassing van art. 6:248 lid 2 BW in het licht van de door het hof vastgestelde feiten en omstandigheden rechtvaardigt dat gedaagden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de helft van het restant van de koopprijs