NJ 2019/204
IPR. Procesrecht. Internationale bevoegdheid Nederlandse rechter inzake vordering tot medewerking aan vestiging hypotheekrecht op in buitenland gelegen onroerende zaak; vordering m.b.t. zakelijk recht in zin art. 24, sub 1, EEX-Vo II (Brussel I-bis)?
HR 10-05-2019, ECLI:NL:HR:2019:688
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
10 mei 2019
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, C.E. du Perron, H.M. Wattendorff
- Zaaknummer
18/01205
- Conclusie
A-G mr. P. Vlas
- Noot
Red. Aant.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS54723:1
- Vakgebied(en)
Internationaal privaatrecht / Internationaal bevoegdheidsrecht
Goederenrecht / Zekerheidsrechten
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:688, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 10‑05‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:280, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑02‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 20‑03‑2018
- Wetingang
Art. 24 Brussel I-bis
Essentie
IPR. Procesrecht. Internationale bevoegdheid Nederlandse rechter inzake vordering tot medewerking aan vestiging hypotheekrecht op in buitenland gelegen onroerende zaak; vordering m.b.t. zakelijk recht in zin art. 24, sub 1, EEX-Vo II (Brussel I-bis)?
Samenvatting
Ingevolge art. 24, sub 1, Brussel I-bis zijn voor zakelijke rechten op onroerende zaken bij uitsluiting bevoegd de gerechten van de lidstaat waar de onroerende zaak gelegen is, ongeacht de woonplaats van partijen. Uit de rechtspraak van het HvJ EU volgt dat onder het toepassingsgebied van deze bepaling slechts rechtsvorderingen vallen die ertoe strekken de omvang, de hoedanigheid, de eigendom of ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.