NJB 2020/2317:Schending in de cassatiefase van de redelijke termijn als bedoeld in art. 6 lid 1 EVRM omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden: in casu is geen sprake van de situatie van HR 11 september 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX014, waarin de Hoge Raad heeft overwogen dat de verdachte niet met succes kan klagen over een overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase indien de verdachte kennelijk geen (cassatie)klachten heeft over de bestreden uitspraak noch over de behandeling van de zaak door de feitenrechter, en hij tot op zekere hoogte door de eigen proceshouding langer dan redelijk is onder de dreiging van een (verdere) strafvervolging moet leven. Deze rechtspraak is in casu niet van toepassing omdat het verzuim waarop het eerste cassatiemiddel zich richtte, na indiening van de cassatieschriftuur is hersteld, en dat als gevolg daarvan dit cassatiemiddel door de verdachte is ingetrokken