Einde inhoudsopgave
Richtlijn 92/57/EEG betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid voor tijdelijke en mobiele bouwplaatsen (achtste bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG)
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 17-07-1992
- Redactionele toelichting
Art. 3 is gecorrigeerd via een rectificatie (PbEG 1993, L 33).
- Bronpublicatie:
24-06-1992, PbEG 1992, L 245 (uitgifte: 26-08-1992, regelingnummer: 92/57/EEG)
- Inwerkingtreding
17-07-1992
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-06-1992, PbEG 1992, L 245 (uitgifte: 26-08-1992, regelingnummer: 92/57/EEG)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Arbeidsomstandigheden en beroepsschade
Richtlijn van de Raad van 24 juni 1992 betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid voor tijdelijke en mobiele bouwplaatsen (achtste bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG)
DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 118 A,
Gezien het na raadpleging van het Raadgevend Comité voor de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats ingediende voorstel van de Commissie (1),
In samenwerking met het Europese Parlement (2),
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),
Overwegende dat in artikel 118 A van het Verdrag wordt bepaald dat de Raad door middel van richtlijnen minimumvoorschriften vaststelt om de verbetering van met name het arbeidsmilieu te bevorderen, ten einde een betere bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de weknemers te waarborgen;
Overwegende dat volgens dit artikel in deze richtlijn wordt vermeden zodanige administratieve, financiële en juridische verplichtingen op te leggen dat zij oprichting en ontwikkeling van kleine en middelgrote ondernemingen zouden kunnen hinderen;
Overwegende dat in de mededeling van de Commissie over haar programma inzake de veiligheid, de hygiëne en de gezondheid op het werk (4) de aanneming van een richtlijn ter waarborging van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op tijdelijke en mobiele bouwplaatsen wordt aangekondigd;
Overwegende dat de Raad in zijn resolutie van 21 december 1987 betreffende de veiligheid, de hygiëne en de gezondheid op de arbeidsplaats (5) akte heeft genomen van het voornemen van de Commissie hem op korte termijn minimumvoorschriften voor te leggen met betrekking tot tijdelijke en mobiele bouwplaatsen;
Overwegende dat de tijdelijke en de mobiele bouwplaatsen een sector vormen waar de werknemers aan bijzonder grote risico's blootstaan;
Overwegende dat inadequate bouwkundige en/of organisatorische keuzen of een slechte planning van de werken bij de opzet van het project een rol spelen in meer dan de helft van de arbeidsongevallen op de bouwplaatsen in de Gemeenschap;
Overwegende dat in iedere Lid-Staat de ter zake van de veiligheid en de gezondheid op het werk bevoegde autoriteiten reeds vóór de aanvang van de werken op de hoogte moeten worden gebracht van de uitvoering van werken waarvan de omvang een bepaalde drempel overschrijdt;
Overwegende dat bij de uitvoering van een bouwwerk een gebrek aan coördinatie, met name als gevolg van de gelijktijdige of achtereenvolgende aanwezigheid van verschillende ondernemingen op dezelfde tijdelijke of dezelfde mobiele bouwplaats, een groot aantal arbeidsongevallen tot gevolg kan hebben;
Overwegende dat derhalve een verbetering van de coördinatie tussen de verschillende betrokkenen reeds vanaf het uitwerken van het ontwerp, maar eveneens tijdens de uitvoering daarvan noodzakelijk blijkt;
Overwegende dat het naleven van de minimumvoorschriften die een grotere mate van veiligheid en gezondheid op de tijdelijke en de mobiele bouwplaatsen kunnen garanderen, voor het waarborgen van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers een vereiste is;
Overwegende voorts dat zelfstandigen en werkgevers, wanneer zij zelf beroepsactiviteiten uitoefenen op een tijdelijke of een mobiele bouwplaats, daardoor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers in gevaar kunnen brengen;
Overwegende bijgevolg dat de werkingssfeer van enkele desbetreffende bepalingen van Richtlijn 89/655/EEG van de Raad van 30 november 1989 betreffende minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid bij het gebruik door werknemers van arbeidsmiddelen op de arbeidsplaats (tweede bijzondere richtlijn) (6) en van Richtlijn 89/656/EEG van de Raad van 30 november 1989 betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid voor het gebruik op het werk van persoonlijke beschermingsmiddelen door de werknemers (derde bijzondere richtlijn) (7) ook zelfstandigen en werkgevers die zelf beroepsactiviteiten uitoefenen op de bouwplaats moet bestrijken;
Overwegende dat deze richtlijn een bijzondere richtlijn is in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk (8); dat dientengevolge, onverminderd dwingender en/of specifieke bepalingen van de onderhavige richtlijn, de bepalingen van Richtlijn 89/391/EEG ten volle voor tijdelijke en voor mobiele bouwplaatsen gelden;
Overwegende dat de onderhavige richtlijn een concreet element vormt in het kader van de verwezenlijking van de sociale dimensie van de interne markt, in het bijzonder op het gebied bedoeld in Richtlijn 89/106/EEG van de Raad van 21 december 1988 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der Lid-Staten inzake voor de bouw bestemde produkten (9) en op het gebied bedoeld in Richtlijn 89/440/EEG van de Raad van 18 juli 1989, tot wijziging van Richtlijn 71/305/EEG betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken (10);
Overwegende dat het Raadgevend Comité voor de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats krachtens Besluit 74/325/EEG (11) door de Commissie wordt geraadpleegd voor het uitwerken van voorstellen op dit gebied,
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Voetnoten
PB nr. C 213 van 28. 8. 1990, blz. 2, en PB nr. C 112 van 27. 4. 1991, blz. 4.
PB nr. C 78 van 18.3.1990, blz. 172, en PB nr. C 150 van 15. 6. 1992.
PB nr. C 120 van 6. 5. 1991, blz. 24.
PB nr. C 28 van 3. 2. 1988, blz. 3.
PB nr. C 28 van 3. 2. 1988, blz. 1.
PB nr. L 393 van 30. 12. 1989, blz. 13.
PB nr. L 393 van 30. 12. 1989, blz. 18.
PB nr. L 183 van 29. 6. 1989, blz. 1.
PB nr. L 40 van 11. 2. 1989, blz. 12.
PB nr. L 210 van 21. 7. 1989, blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij Beschikking 90/380/EEG van de Commissie (PB nr. L 187 van 19.7.1990, blz. 55).
PB nr. L 185 van 9. 7. 1974, blz. 15. Besluit laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 1985.