Rb. Gelderland, 17-03-2015, nr. AWB - 13 , 5038
ECLI:NL:RBGEL:2015:1707
- Instantie
Rechtbank Gelderland
- Datum
17-03-2015
- Zaaknummer
AWB - 13 _ 5038
- Vakgebied(en)
Bestuursprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBGEL:2015:1707, Uitspraak, Rechtbank Gelderland, 17‑03‑2015; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 17‑03‑2015
Inhoudsindicatie
Wob, misbruik van recht. Omstandigheden als in uitspraken Afdeling van 19 november 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:4129 en ECLI:NL:RVS:2014:4135) ook in deze zaak aan de orde: - In machtiging onder meer vermeld dat proceskostenvergoedingen aan gemachtigde toekomen op basis van “no cure-no pay”. - I.v.m. één verkeersboete 12 verzoeken om informatie ingediend, daarbij meermaals om dezelfde informatie gevraagd. - Ander postbusnummer en/of faxnummer gebruikt dan door verweerder in correspondentie vermeld. Dat het verzoek geen Wob-verzoek blijkt te zijn doet aan het voorgaande niet af. Uit het verhandelde ter zitting volgt dat gemachtigde gedurende procedure wel heeft bedoeld als Wob-verzoek en kennelijk geen ander doel heeft gehad dan om ten laste van de overheid geldsommen te incasseren.
Partij(en)
RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 13/5038
Uitspraak van de meervoudige kamer van
in de zaak tussen
[eiser], eiser
(gemachtigde: mr.drs. J.M.C. Niederer),
en
de minister van Veiligheid en Justitie,
Centrale Verwerking Openbaar Ministerie (CVOM) te Utrecht, verweerder.
Procesverloop
Op 1 mei 2013 heeft verweerder beslist op het verzoek van eiser om informatie te verstrekken, gedateerd 16 januari 2012 (lees: 2013). Het verzoek om informatie zal in het vervolg worden aangeduid als het verzoek van 16 januari 2013.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de beslissing van 1 mei 2013.
Op 12 augustus 2013 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaarschrift.
Bij besluit van 2 december 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 februari 2015. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H.O. Nieuwpoort.
Overwegingen
1. De rechtbank verwijst naar twee uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (verder: de Afdeling) van 19 november 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4129 en ECLI:NL:RVS:2014:4135, waarvan eerstgenoemde uitspraak is gedaan in een zaak waarbij de gemachtigde van eiser als gemachtigde betrokken was. De omstandigheden op basis waarvan de Afdeling in die zaken heeft geoordeeld dat sprake was van misbruik van recht zijn ook in de onderhavige zaak aan de orde. De rechtbank wijst in dat verband met name op het volgende.
In de machtiging van 10 november 2012 is onder meer vermeld dat de proceskostenvergoedingen die in procedures worden toegekend, aan de gemachtigde toekomen op basis van “no cure-no pay”.
Verweerder heeft ter zitting onweersproken gesteld dat eiser in verband met één verkeersboete 12 verzoeken om informatie heeft ingediend, waaronder het verzoek van 16 januari 2013 en daarbij meermaals om dezelfde informatie heeft gevraagd. Het onderhavige verzoek om informatie, de ingebrekestelling en het bezwaarschrift zijn blijkens de adressering daarvan aan een ander postbusnummer en/of faxnummer verzonden dan door verweerder in de correspondentie is vermeld.
De rechtbank is van oordeel dat de gemachtigde de bevoegdheid om informatieverzoeken in te dienen, bezwaar te maken en beroep in te stellen kennelijk met geen ander doel heeft gebruikt dan om ten laste van de overheid geldsommen te incasseren. Derhalve is sprake van misbruik van recht.
2. Aan het voorgaande doet niet af dat het verzoek om informatie van 16 januari 2013 niet is aan te merken als een verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Uit het verhandelde ter zitting volgt dat de gemachtigde het verzoek van 16 januari 2013 heeft bedoeld als Wob-verzoek, en dat hij ook ten tijde van het maken van bezwaar en het instellen van beroep tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar, er van uitging dat het verzoek van 16 januari 2013 een Wob-verzoek was, zodat de conclusie is dat de gemachtigde bij al deze handelingen kennelijk geen ander doel heeft gehad dan om ten laste van de overheid geldsommen te incasseren. Het ter zitting door eiser ingenomen standpunt dat het bestreden besluit moet worden vernietigd, omdat hij inmiddels tot het inzicht is gekomen dat van een Wob-verzoek geen sprake is, laat onverlet dat eiser zonder redelijk doel de onderhavige procedure aanhangig heeft gemaakt. De onderhavige zaak is derhalve niet op één lijn te stellen met de zaak die heeft geleid tot de uitspraak van de Afdeling van 19 november 2014, ECLI::RVS:2014:4185, waar eiser ter zitting op heeft gewezen.
De door gemachtigde op verzoek van de rechtbank overgelegde machtiging van 25 juni 2014, waarin niet staat vermeld dat de proceskostenvergoedingen aan de gemachtigde toekomen, doet evenmin af aan het voorgaande, nu die machtiging dateert van na de bedoelde handelingen.
3. Het beroep dient niet-ontvankelijk te worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. Post, voorzitter, mr. J.J. Penning en mr. G.W.B. Heijmans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.C. Vader, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: | ||
griffier | voorzitter | |
Afschrift verzonden aan partijen op: | ||
Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening. |