FED 2019/46
Is er sprake van een kwalificerende bron van inkomen in de zin van art. 22 lid 1 onderdeel b Wet IB 1964 (oud) bij tijdelijke afwezigheid van activiteiten en uitblijven van voordeel?
HR 21-12-2018, ECLI:NL:HR:2018:2390, m.nt. S.J. Mol-Verver
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
21 december 2018
- Magistraten
Mrs. Van Loon, Van Kalmthout, Van Hilten en Faase
- Zaaknummer
17/01760
- Conclusie
A-G Niessen
- Noot
S.J. Mol-Verver
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS29756:1
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting / Inkomen uit werk en woning (box 1) - niet-winst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:2390, Uitspraak, Hoge Raad, 21‑12‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 05‑12‑2017
ECLI:NL:PHR:2017:1351, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 05‑12‑2017
Beroepschrift, Hoge Raad, 02‑06‑2017
- Wetingang
Afdeling 3.2 en 3.4 Wet IB 2001
Essentie
Is er sprake van een kwalificerende bron van inkomen in de zin van art. 22 lid 1 onderdeel b Wet IB 1964 (oud) bij tijdelijke afwezigheid van activiteiten en uitblijven van voordeel?
Samenvatting
In dit arrest staat de vraag centraal op welk moment de activiteiten van belanghebbende kwalificeren als bron van inkomen in fiscale zin. Het antwoord op deze vraag is vanwege meerdere aspecten interessant maar voor belastingplichtige gaat het in het bijzonder om de waardering van een bedrijfsmiddel op de fiscale openingsbalans en de daarop te nemen fiscale afschrijving.
De uiteindelijke beslissing van de Hoge Raad ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.