Einde inhoudsopgave
Burgerlijk ambtenarenreglement defensie
Artikel 7 Aanstelling in tijdelijke dienst
Geldend
Geldend vanaf 02-08-2006. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 05-09-2005
- Bronpublicatie:
03-07-2006, Stb. 2006, 353 (uitgifte: 01-01-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
02-08-2006, terugwerkend tot: 05-09-2005
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
03-07-2006, Stb. 2006, 353 (uitgifte: 01-01-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Ambtenarenrecht / Arbeidsvoorwaarden
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Aanstelling in tijdelijke dienst geschiedt voor bepaalde of voor onbepaalde tijd.
2.
Zij kan plaatsvinden:
- a.
voor een proeftijd van ten hoogste twee jaar, zonodig bijzondere gevallen op aanvraag van de ambtenaar met nog één jaar te verlengen en zonodig ambtshalve te verlengen met de tijd, gedurende welke de ambtenaar de proeftijd niet in werkelijke dienst heeft doorgebracht;
- b.
voor de tijd van ten hoogste drie maanden, indien een verklaring als bedoeld in artikel 10, tweede lid, nog niet is afgegeven, met dien verstande dat aan de ambtenaar geen werkzaamheden mogen worden opgedragen die verband houden met de aspecten van de betreffende functie die hebben geleid tot de kwalificatie vertrouwensfunctie als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, van de Wet veiligheidsonderzoeken;
- c.
van personen, die niet voldoen aan de voor een aanstelling in vaste dienst gestelde eisen;
- d.
voor het verrichten van werkzaamheden, waarvoor slechts tijdelijk een beroep op de arbeidsmarkt kan worden gedaan;
- e.
van personen, die belast zullen worden met werk van kennelijk tijdelijk karakter, al dan niet vallende binnen de taak van het betrokken dienstvak;
- f.
voor het incidenteel verrichten van werkzaamheden, vallende binnen de taak van het betrokken dienstvak, waarbij telkenmale de commandant, gehoord de ambtenaar, vaststelt op welke tijdstippen daadwerkelijk door de ambtenaar dienst wordt verricht;
- g.
voor het verrichten van enkele diensten niet vallende binnen de normale taak van het betrokken dienstvak, waarbij per dienst een afzonderlijke beloning wordt vastgesteld;
- h.
van personen, die in dienst worden genomen als leerling ter opleiding tot enig beroep dan wel in verband met hun verdere wetenschappelijke of praktische opleiding en vorming;
- i.
indien een wijziging in de taak van het betrokken dienstvak is voorgenomen;
- j.
van onbezoldigde ambtenaren;
- k.
in de gevallen, waarin dit bij of krachtens algemene maatregel van bestuur is bepaald.
3.
Zodra de omstandigheid, genoemd in het tweede lid, welke leidde tot een aanstelling in tijdelijke dienst, zich niet meer voordoet, wordt een aanstelling in vaste dienst verleend tenzij daartegen uit anderen hoofde bedenkingen bestaan.
4.
In de gevallen, genoemd onder d, e en i van het tweede lid, wordt in ieder geval aangenomen, dat de omstandigheid, welke leidde tot een aanstelling in tijdelijke dienst, zich niet meer voordoet, wanneer de ambtenaar sinds vijf jaar zonder onderbreking van langer dan 1 maand in dienst van het Ministerie van Defensie, waarvan laatstelijk gedurende tenminste 1 jaar in zijn huidige betrekking, werkzaam is geweest, tenzij vaststaat, dat zijn werkzaamheden in het door hem vervulde ambt binnen het jaar zullen worden beëindigd.
5.
In afwijking van het tweede tot en met vierde lid kan een aanstelling in tijdelijke dienst voor bepaalde tijd voor de duur van ten hoogste drie jaren plaatsvinden.
6.
Op een aanstelling in tijdelijke dienst als bedoeld in het vijfde lid kan een nieuwe aanstelling in tijdelijke dienst op grond van het vijfde lid volgen.
7.
De op grond van het vijfde lid aangestelde ambtenaar in tijdelijke dienst mag bij beëindiging van die aanstelling de leeftijd van 30 jaar niet hebben overschreden, tenzij bij ministeriële regeling anders is bepaald.
8.
Een aanstelling in tijdelijke dienst wordt omgezet in een aanstelling in vaste dienst, indien:
- a.
meerdere aanstellingen in tijdelijke dienst elkaar opvolgen in een periode van drie jaren of langer en met tussenpozen van niet langer dan drie maanden;
- b.
meer dan drie aanstellingen in tijdelijke dienst elkaar opvolgen met tussenpozen van niet langer dan drie maanden.
9.
Voor het tellen van opeenvolgende aanstellingen worden aanstellingen die hebben plaatsgevonden vóór 1 januari 2000 mede in aanmerking genomen, tenzij er sprake is van opeenvolgende aanstellingen ten behoeve van een project of indien in de diensteenheid, waarin de laatste aanstelling heeft plaatsgevonden, sprake is van overtolligheid.
10.
De in het vijfde lid genoemde maximumduur van de aanstelling is niet van toepassing op de aanstelling in tijdelijke dienst voor bepaalde tijd van degene is aangesteld in burgerlijke openbare dienst om bij de krijgsmacht als geestelijk verzorger doorlopend werkzaam te zijn.