V-N 2024/5.16
Curaçaose bestuursrechter niet bevoegd om schadevergoeding toe te kennen bij overschrijding redelijke termijn
HR 19-01-2024, ECLI:NL:HR:2024:50, m.nt. Redactie Vakstudie Nieuws
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
19 januari 2024
- Magistraten
Van Hilten, Punt, Fierstra, Faase, Cools
- Zaaknummer
21/01999
- Noot
Redactie Vakstudie Nieuws
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS941971:1
- Vakgebied(en)
Fiscaal procesrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2024:50, Uitspraak, Hoge Raad, 19‑01‑2024
Beroepschrift, Hoge Raad, 19‑01‑2024
- Wetingang
art. 6 EVRM
Essentie
De Hoge Raad oordeelt dat het Gemeenschappelijk Hof van Justitie niet bevoegd is om de zaak terug te wijzen naar het Gerecht in eerste aanleg in de situatie dat hij anders dan de eerstelijnsrechter concludeert dat de aanslag en boete tijdig zijn opgelegd en de zaak dus inhoudelijk behandeld moet worden. De Hoge Raad oordeelt verder dat de wet- en regelgeving in Curaçao niet voorziet in toekenning van een immateriële schadevergoeding bij overschrijding van de redelijke termijn.
Samenvatting
Aan belanghebbende, X, is een naheffingsaanslag winstbelasting en verzuimboete opgelegd wegens het niet tijdig indienen van de Curaçaose aangifte winstbelasting. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.