Rb. Oost-Brabant, 18-04-2014, nr. 01/820794-13
ECLI:NL:RBOBR:2014:1915
- Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
- Datum
18-04-2014
- Zaaknummer
01/820794-13
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBOBR:2014:1915, Uitspraak, Rechtbank Oost-Brabant, 18‑04‑2014; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 18‑04‑2014
Inhoudsindicatie
Vrijspraak voor verkrachting: onder deze omstandigheden is niet voldaan aan het bewijsminimum van artikel 342 Sv. Bewezen verklaard zijn mishandeling van de metgezel van verdachte, meermalen gepleegd en huisvredebreuk. Recidive op geweldsdelicten. Opgelegd wordt een gevangenisstraf van 4 maanden met aftrek van voorarrest. Tevens moet schade worden vergoed.
vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Strafrecht
Parketnummer: 01/820794-13
Datum uitspraak: 18 april 2014
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1968],
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is bij verstek gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 7 april 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 06 januari 2014.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 31 december 2012 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte
- meermalen, althans eenmaal, zijn, verdachtes vinger(s) en/of vuist en/of penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of geduwd en/of (daarbij) op en neer gaande bewegingen gemaakt en/of
- meermalen, althans eenmaal, zijn vinger(s) en/of penis in de anus van die [slachtoffer] gebracht en/of geduwd en/of (daarbij) op en neer gaande bewegingen gemaakt en/of
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] gebracht en/of geduwd en/of (daarbij) op en neer gaande bewegingen gemaakt
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
psychisch en/of fysiek overwicht had over die [slachtoffer], (door die [slachtoffer] gedurende de relatie meermalen te mishandelen en/of onder druk te zetten) en/of die [slachtoffer] te dwingen haar broek en/of onderbroek uit te doen en/of die [slachtoffer] achter over te duwen en/of haar benen te spreiden en/of gespreid te houden en/of die [slachtoffer] te dwingen zich om te draaien en/of op handen en knieen te gaan zitten en/of haar hoofd vast te houden en/of op en neer te bewegen, terwijl die [slachtoffer] zijn, verdachtes, penis in haar mond heeft en/of die [slachtoffer] in bedwang te houden en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
art 242 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 september 2012 tot en met 8 januari 2013 te Veldhoven, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon, te weten [slachtoffer], meermalen, althans eenmaal, heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of aan de haren heeft getrokken, waardoor deze (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art. 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 08 januari 2013 te Veldhoven wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning, te weten [adres 2] in gebruik bij [slachtoffer], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte;
art 138 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak.
Ten aanzien van feit 1:
Gelet op de bewijsmiddelen in het dossier gaat de rechtbank er van uit dat er op 31 december 2012 iets is voorgevallen tussen aangeefster en verdachte waardoor zij zeer angstig was en is gevlucht voor verdachte.
Immers is gebleken dat aangeefster die ochtend de woning - waar zij en verdachte op dat moment logeerden – op blote voeten en slechts gekleed in een pyjama via een slaapkamerraam heeft verlaten. Daarna heeft aangeefster bij een willekeurig huis aangebeld en de bewoner, die aangeefster omschreef als iemand die in overspannen toestand verkeerde, om hulp gevraagd. Ook heeft aangeefster tegen een aantal personen die ochtend verteld dat zij door verdachte verkracht zou zijn.
Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige naar voren gebrachte feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van genoemd artikellid is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
De rechtbank constateert, zonder daarbij te oordelen dat aangeefster niet naar waarheid zou hebben verklaard, dat de door aangeefster naar voren gebrachte feiten en omstandigheden op essentiële punten onvoldoende steun vinden in andere objectieve en redengevende bewijsmiddelen voor de gevolgtrekking dat zij door verdachte zou zijn verkracht, zodat niet wordt voldaan aan de juridische maatstaf van wettig en overtuigend bewijs. De rechtbank merkt daarbij op dat weliswaar verklaringen van getuigen deel uitmaken van het dossier en deze verklaringen de lezing van aangeefster op bepaalde punten ondersteunen, maar deze verklaringen zien niet op essentiële punten en hebben bovendien allemaal dezelfde bron, namelijk aangeefster zelf. Daarnaast is niet gebleken van medische informatie die de aangifte op enig punt zou kunnen ondersteunen. De door de officier van justitie opgesomde feiten en omstandigheden en de in dat verband aangehaalde getuigenverklaringen die de aangifte wel zouden ondersteunen, acht de rechtbank onvoldoende redengevend voor een andersluidend oordeel.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en zal hem hiervan vrijspreken.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte:
2.
op tijdstippen in de periode van 1 september 2012 tot en met 31 december 2012 in Nederland telkens opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, te weten [slachtoffer], heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of aan de haren heeft getrokken, waardoor deze telkens letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3.
op 08 januari 2013 te Veldhoven wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning, te weten [adres 2], in gebruik bij [slachtoffer].
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van feit 1, feit 2 en feit 3:
-Een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest.
-Gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank bij uitspraak op 18 april 2014 de gevangenneming van verdachte zal bevelen.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft aangeefster (zijn ex-vriendin) meermalen op grove wijze mishandeld, onder meer door haar te slaan en haar te schoppen. Verdachte heeft een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en haar lichamelijke integriteit aangetast. Het geweld moet een diepe indruk op haar hebben gemaakt. Het door haar in hem gestelde vertrouwen werd door hem keer op keer op een laffe, gewetenloze en gewelddadige wijze geschonden, zoals is gebleken uit haar aangifte en ook uit de schriftelijke slachtofferverklaring die zij ter terechtzitting heeft voorgelezen.
Daarnaast is verdachte op gewelddadige wijze wederrechtelijk de woning van aangeefster binnengedrongen, nadat hun relatie reeds verbroken was. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan, aangezien een woning juist een plaats is waar men zich veilig zou moeten kunnen voelen.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte eerder ter zake geweldsdelicten werd veroordeeld.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank komt tot bewezenverklaring van minder feiten dan de officier van justitie en de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].
De rechtbank acht de gevorderde materiële schade, voor zover deze betrekking heeft op de post reiskosten, voldoende onderbouwd. Deze post is naar het oordeel van de rechtbank noch onrechtmatig, noch ongegrond. De rechtbank acht derhalve toewijsbaar een bedrag van
€ 95,33 aan materiële schade.
De rechtbank acht naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid thans toewijsbaar, als rechtstreeks door de bewezen verklaarde feiten toegebrachte immateriële schade, een bedrag dat de rechtbank begroot op € 750,=.
De rechtbank acht de gevorderde wettelijke rente ten aanzien van de immateriële schade toewijsbaar vanaf de einddatum van de onder feit 2 bewezenverklaarde pleegperiode.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering betreffende de materiële schade, bestaande uit de eigen bijdrage aan de ziektekostenverzekeraar, en de immateriële schade, aangezien de verdachte wordt vrijgesproken van het feit waarop deze posten in de vordering van de benadeelde partij (grotendeels) betrekking hebben.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
De rechtbank acht de gevorderde wettelijke rente ten aanzien van de immateriële schade toewijsbaar vanaf de einddatum van de onder feit 2 bewezenverklaarde pleegperiode.
De voorlopige hechtenis.
Door de officier van justitie is gevorderd dat de rechtbank bij uitspraak op 18 april 2014 de gevangenneming van verdachte zal bevelen, nu ten aanzien van feit 1 sprake is van een 12 jaars-feit, de rechtsorde door dit feit ernstig is geschokt en vrees voor herhaling bestaat.
Nu verdachte wordt vrijgesproken van feit 1 komt de rechtbank niet toe aan een bevel als gevorderd.
Toepasselijke wetsartikelen.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het ten laste gelegde onder 2 en 3 bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 2:
mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel, meermalen gepleegd.
T.a.v. feit 3:
in de woning, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregel.
T.a.v. feit 2, feit 3:
Gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. feit 2, feit 3:
Maatregel van schadevergoeding van € 845,33 subsidiair 16 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] van een bedrag van € 845,33 (zegge: achthonderdvijfenveertig euro en drieëndertig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 16 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit € 750,= immateriële schade en € 95,33 materiële schade (post reiskosten).
Het totale bedrag aan immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 december 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], van een bedrag van € 845,33 (zegge: achthonderdvijfenveertig euro en drieëndertig eurocent ), te weten € 750,= immateriële schade en € 95,33 materiële schade.
Het totale bedrag aan immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 december 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet- ontvankelijk is.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P.A. Buijs, voorzitter,
mr. N.I.B.M. Buljevic en mr. W.T.A.M. Verheggen, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A.J.H.L. Coppens, griffier,
en is uitgesproken op 18 april 2014.
Mr. Verheggen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.