Hierna wordt verwezen naar ambtsedige processen-verbaal van politie en andere stukken, opgenomen in het proces-verbaal van de Politie eenheid Limburg, opgemaakt op 14 maart 2013, proces-verbaalnummer 2012109279, doorgenummerde dossierpagina’s 1-4025.
Hof 's-Hertogenbosch, 02-06-2014, nr. 20-003019-13
ECLI:NL:GHSHE:2014:1531
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
02-06-2014
- Zaaknummer
20-003019-13
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2014:1531, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 02‑06‑2014; (Hoger beroep, Op tegenspraak)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2015:2778, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 02‑06‑2014
Inhoudsindicatie
Gekwalificeerde doodslag. Verweren met betrekking tot causaal verband, (voorwaardelijk) opzet, oogmerk als bedoeld in art. 288 Sr. en medeplegen. Een alleenstaande, zelfstandig wonende 98-jarige mevrouw werd in haar woning door twee mannen overvallen. Zij werd bewerkt met een stroomstootwapen en op haar lichaam (hoofd, hals, borst) is fors geweld uitgeoefend. Vervolgens zijn haar enkels met tape samengebonden, haar polsen met een handdoek en een snoer gebonden en haar neus en mond met tape afgeplakt. De daders zijn met in de woning aangetroffen buit vertrokken met achterlating van het slachtoffer in genoemde toestand. Een dag later is het slachtoffer dood aangetroffen door bezorgde buren. Het hof veroordeelt evenals de rechtbank verdachte tot een gevangenisstraf van 20 jaren ter zake van gekwalificeerde doodslag.
Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-003019-13
Uitspraak : 2 juni 2014
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Limburg van 12 september 2013 in de strafzaak met parketnummer 03-703679-12 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Hongarije) op [geboortedatum] 1967,
thans verblijvende in Huis van Bewaring Roermond te Roermond.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van – kort gezegd – gekwalificeerde doodslag (feit 1 primair) veroordeeld tot een gevangenisstraf van twintig jaren met aftrek van voorarrest. Van het onder 2 ten laste gelegde is verdachte vrijgesproken. Voorts heeft de eerste rechter beslist over schadevergoeding voor de benadeelde partij met betrekking tot feit 1.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, zal vernietigen en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte ter zake van het ten laste gelegde onder 1 primair zal veroordelen tot een gevangenisstraf van vijfentwintig jaren met aftrek van voorarrest, en de vordering van de benadeelde partij zal toewijzen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman van de verdachte heeft:
vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde bepleit;
deelvrijspraak van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde bepleit;
een strafmaatverweer gevoerd;
niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij bepleit.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hoger beroep is blijkens de daarvan opgemaakte akte door de verdachte onbeperkt ingesteld, derhalve ook tegen de vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde. In zoverre zal het hof, gelet op het bepaalde in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering, de verdachte niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep.
Vonnis waarvan beroep
Het hof komt op enkele punten tot een andere bewezenverklaring dan de eerste rechter en zal het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, om efficiency redenen vernietigen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover in hoger beroep nog aan de orde – ten laste gelegd dat:
1.hij in of omstreeks de periode van 19 september 2012 tot en met 20 september 2012 in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet
- die [slachtoffer] met een stroomstootwapen een of meerdere stroomsto(o)t(en) gegeven althans toegebracht, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] ten val is gekomen en hard met haar hoofd op de vloer is gevallen, en/of
- de hals en/of keel van die [slachtoffer] dicht geknepen en/of dicht gedrukt, in elk geval samendrukkend en/of omsnoerend geweld op die hals en/of keel van die [slachtoffer] uitgeoefend, en/of
- de mond en/of neus van die [slachtoffer] dicht getapet, in elk geval geplakt, in elk geval de luchtwegen van die [slachtoffer] belemmerd, en/of
- met kracht met een voet op het gezicht van die [slachtoffer] gestaan en/of getrapt, in elk geval met een voet krachtig op het gezicht van die [slachtoffer] gedrukt, en/of
- met kracht druk uit geoefend op de borstkas van die [slachtoffer] en/of
- de handen en/of voeten van die [slachtoffer] vastgebonden, en/of
- die [slachtoffer] meermalen althans eenmaal getrapt en/of geschopt en/of (met één of meer voorwerpen) met kracht geslagen en/of gestompt, in elke geval (met een of meer voorwerpen) heftig stompend geweld toegepast op het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer],
ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden,
welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten diefstal (met geweldpleging), gepleegd in of omstreeks de periode van 19 september 2012 tot en met 20 september 2012 in de gemeente Heerlen, ten overstaan van genoemde [slachtoffer], en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 19 september 2012 tot en met 20 september 2012 in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld en/of (een) goud(en) ring(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- die [slachtoffer] met een stroomstootwapen een stroomstoot heeft gegeven althans toegebracht, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] ten val is gekomen en hard met haar hoofd op de vloer is gevallen, en/of
- de hals en/of keel van die [slachtoffer] dicht geknepen en/of dicht gedrukt, in elk geval samendrukkend en/of omsnoerend geweld op die hals en/of keel van die [slachtoffer] uitgeoefend, en/of
- de mond en/of neus van die [slachtoffer] dicht getapet, in elk geval geplakt, in elk geval de luchtwegen van die [slachtoffer] belemmerd, en/of
- met kracht met een voet op het gezicht van die [slachtoffer] gestaan en/of getrapt, in elk geval met een voet krachtig op het gezicht van die [slachtoffer] gedrukt, en/of
- met kracht druk uit geoefend op de borstkas van die [slachtoffer] en/of
- de handen en/of voeten van die [slachtoffer] vastgebonden, en/of
- die [slachtoffer] meermalen althans eenmaal getrapt en/of geschopt en/of (met één of meer voorwerpen) met kracht geslagen en/of gestompt, in elke geval (met een of meer voorwerpen) heftig stompend geweld toegepast op het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer],
terwijl dat feit de dood althans zwaar lichamelijk letsel van genoemde [slachtoffer] ten gevolge had.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.hij op 19 september 2012 in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers hebben verdachte en zijn mededader met dat opzet
- die [slachtoffer] met een stroomstootwapen een stroomstoot gegeven, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] ten val is gekomen, en
- samendrukkend en/of omsnoerend geweld op die hals en/of keel van die [slachtoffer] uitgeoefend, en
- de mond en neus van die [slachtoffer] dicht getapet, en
- met een voet krachtig op het gezicht van die [slachtoffer] gedrukt, en
- met kracht druk uitgeoefend op de borstkas van die [slachtoffer] en
- de handen en voeten van die [slachtoffer] vastgebonden, en
- heftig stompend geweld toegepast op het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer],
ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden,
welke vorenomschreven doodslag werd vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten diefstal (met geweldpleging), tegen genoemde [slachtoffer], en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs1.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Door de raadsman is het volgende bepleit:
Verdachte had geen opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, op het overlijden van het slachtoffer. Er was geen sprake van een aanmerkelijke kans van overlijden en evenmin van aanvaarding van die kans door verdachte.
Gekwalificeerde doodslag kan niet worden bewezen omdat verdachte niet het oogmerk had om met de dood van het slachtoffer één van de in artikel 288 van het Wetboek van Strafrecht genoemde oogmerken te verwezenlijken.
Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep betwist dat met betrekking tot de doodslag sprake is geweest van medeplegen.
Het hof overweegt omtrent deze verweren als volgt:
Ad a.
In verband met het verweer dat verdachte geen opzet had, ook niet in voorwaardelijke zin, op het overlijden van het slachtoffer, zal – hoewel de raadsman slechts met betrekking tot het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit een verweer omtrent het causaal verband heeft gevoerd – eerst het causaal verband tussen het toegepaste geweld en de dood van het slachtoffer en vervolgens het opzet worden besproken.
Causaal verband
Twee personen worden verdacht van het medeplegen van het onderhavige feit, [medeverdachte] en [verdachte] (verdachte). Beiden hebben verklaard dat zij hebben ingebroken in de woning van het slachtoffer – een 98 jarige, zelfstandig wonende vrouw (mevrouw [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 1914) – met de bedoeling uit die woning te kunnen stelen en dat volgens hun tevoren gemaakte afspraak bij hun binnenkomst de bewoonster is uitgeschakeld met een stroomstootwapen (([medeverdachte], dossierp. 625; verdachte, p. 309-310)
Uit de bewijsmiddelen blijkt het volgende omtrent de letsels van het slachtoffer:
- Radiologisch rapport:Er is sprake van een uitgebreide subarachnoïdale bloeding. De verdeling en de hoeveelheid bloed doen op grond van mijn klinische ervaring primair denken aan een aneurysmatische bloeding (scheur van een bloedvatuitstulping). Er zijn tekenen van extern inwerkend geweld op het hoofd en aangezicht, met huidletsels, zwellingen en fracturen van de sinus rechter maxilaris (kaakholte) en mandibula links (onderkaak). Er worden ook aanwijzingen gevonden voor compressie van de hals (strangulatie) met een fractuur van het hyoid (tongbeen) en zwelling van het platysma (spier). Ook is er een fractuur van de tweede halswervel. In totaal zijn er zeven ribfracturen en een fractuur van de linker clavicula (sleutelbeen). Dit beeld kan verklaard worden door compressie van de thorax.2.Er is een fractuur van het zygoma (jukbeen) rechts.3.
- Pathologisch rapport:Er waren verspreid in het gelaat en elders aan het hoofd vele rode en roodblauwe huidverkleuringen van onderhuidse bloeduitstortingen, plaatselijk met oppervlakkige huidbeschadigingen en plaatselijk met ruwrandige verscheuringen (aan de oren, aan de kin rechts en het behaarde hoofd links). In relatie met het letsel aan het rechteroor, was er bloed in de rechter gehoorgang. Het letsel aan de rechterwang was als volgt: vier of vijf honingraatstructuren, bestaand uit een rode tand van bloeduitstorting in de huid met centraal een bleek gebied. Aan de linkerwang werden nog 2 van dergelijke structuren gezien. Er was uitgebreide bloeduitstorting aan de binnenzijde van de schedelhuid, in het bindvlies van het schedeldak, in de slaapspieren en een plaatselijke verscheuring van de schedelhuid links zijwaarts. Er was een haarfijne breuk (ter lengte van 6,5 centimeter) in het schedeldak links zijwaarts (temporaal) met begeleidende bloeduitstorting. Er was een diffuus uitgebreide bloeduitstorting onder de zachte hersenvliezen (subarachnoïdaal), met tekenen van vochtophoping. Er waren bloeduitstortingen aan de borstkas links en linkerschouder en daaronder een uitgebreide bloeduitstorting. Het linker sleutelbeen was overdwars gebroken met een uitgebreide bloeduitstorting in dat gebied. Er was een breuk van de ribben 1 tot en met 5 links voor/zijwaarts met begeleidende bloeduitstorting in de borstvliezen, diepe rugspieren en voorste rompwandspieren ter plekke. Verspreid aan de ledematen en borstkas waren huidverkleuringen van onderhuidse bloeduitstortingen, met plaatselijk oppervlakkige huidbeschadigingen en een ruwrandige scheur tussen de rechterduim en rechterwijsvinger. Er waren verspreid over de hals en hoog aan de borstkas meerdere rode huidverkleuringen. Er waren inwendig in de hals verspreid meerdere bloeduitstortingen. Er was een overdwarse breuk van het tongbeen op twee locaties. Er was een overdwarse breuk van het linker hoorntje van het strottenhoofd. Er waren aan de neus(rug), aan de mond en in het slijmvlies achter in de keel, meerdere bloeduitstortingen met plaatselijk oppervlakkige scheurtjes.4.De patholoog heeft deze letsels geïnterpreteerd en daarbij bevonden dat deze bij leven waren ontstaan als gevolg van inwerking van uitwendig mechanisch geweld.5.
- Aanvullend pathologisch rapport:In een brief van 23 juli 2013 concludeert de patholoog dat een deel van de letsels is opgeleverd door substantiële geweldsinwerking. Op meerdere plaatsen is het lichaam raakpunt geweest van (hevige) stompe geweldsinwerking, hetgeen substantiële krachten vereist. Daarbij kan worden gedacht aan een val van een hoogte zoals van een gebouw of uit een helikopter. Indien een dergelijke val is uitgesloten voor het ontstaan van de letsels – zoals hier, hof –, zijn ze ontstaan door (hevige) stompe geweldsinwerking zoals door meervoudig slaan kan zijn opgeleverd (al dan niet met gebruik van voorwerpen). De letsels, het complexe beeld in zijn geheel kunnen niet zijn ontstaan door een simpele val van de trap, door (min of meer per ongeluk) met een voet op het gezicht komen, struikelen of in het kader van vastbinden of gebruik van een stroomstootwapen.6.
- Letseldatering:Uit het rapport van F.R.W. van de Goot en prof. Dr. J.W.M. Niessen d.d. 6 november 2012 (dossierp. 2874-2875) blijkt dat sprake is van verschillende letsels die een patroon hebben van kort voor de dood opgelopen geweldsinwerking waarbij een serie specifiek aangeduide letsels iets jonger imponeert dan een andere serie specifiek aangeduide letsels. Beide series hebben geen kenmerken van letsel dat bijvoorbeeld een uur of langer oud is.
De patholoog7.concludeert tot drie mogelijke doodsoorzaken, te weten:
- -
Verwikkelingen van inwerking van (heftig) uitwendig mechanisch stomp geweld op het hoofd, met hersenfunctiestoornissen tot gevolg.
- -
Verstikking door het geweld op de hals en/of door belemmering van de luchtwegen, door geweld op de mond/neusregio, al dan niet in combinatie met mechanische belemmering van de ademhaling door druk op de borstkas. De tape aan de mond/neusregio kan daaraan een bijdrage hebben geleverd.
- -
De bij de sectie vastgestelde ernstige kransslagaderverkalking en de vastgestelde ontsteking in het hart kunnen geleid hebben tot hartritmestoornissen met de dood tot gevolg. De patholoog sluit uit dat het slachtoffer al was overleden als gevolg van de verwikkelingen van een ziekelijke afwijking van de kransslagaders van het hart en vervolgens het eerdergenoemde geweld heeft doorgemaakt.
In verband met de als laatste genoemde mogelijke doodsoorzaak overweegt het hof dat als feit van algemene bekendheid geldt dat hevige emoties bij bejaarden dikwijls fatale gevolgen hebben (vgl. HR 12 november 1985, NJ 1986, 782, rov. 5.3) en dat de patholoog in het voorlopig sectierapport (dossierp. 2849) erop heeft gewezen dat fatale hartritmestoornissen kunnen zijn veroorzaakt door de doorgemaakte stress ten gevolge van het ervaren geweld.
Het hof acht bewezen dat verdachte en zijn mededader [medeverdachte] het geweld op het slachtoffer hebben toegepast. Uit de conclusies van de patholoog volgt dat alle mogelijke doodsoorzaken redelijkerwijs kunnen worden toegeschreven aan het toegepaste geweld, zodat het overlijden van het slachtoffer redelijkerwijs kan worden toegerekend aan het handelen van beide daders.
Opzet
Het hof stelt voorop dat het toepassen van bovenomschreven geweld op een kwetsbare 98-jarige persoon naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans in zich bergt van de dood van het slachtoffer. Bij gebreke aan contra-indicaties, moet worden verondersteld dat verdachte en zijn mede-dader zich van die aanmerkelijke kans bewust zijn geweest.
De gedragingen van verdachte en zijn mededader, zoals die naar voren komen uit de gebezigde bewijsmiddelen, te weten: het geven van stroomstoten met een stroomstootwapen, het uitoefenen van samendrukkend en/of omsnoerend geweld op de hals en/of keel, het dicht tapen van de mond en neus, het met een voet krachtig op het gezicht drukken, het met kracht druk uitoefenen op de borstkas, het vastbinden van de handen en voeten en het toepassen van heftig stompend geweld op het hoofd en het lichaam, het een en ander in onderlinge samenhang bezien, zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm zo zeer gericht op de dood van deze kwetsbare bejaarde vrouw, dat het – bij gebreke van contra –indicaties – niet anders kan zijn dan dat verdachte en zijn mededader die aanmerkelijke kans van de dood van het slachtoffer ook hebben aanvaard.
Aan deze conclusie staat niet in de weg dat de beide daders, naar hun eigen zeggen, bij hun vertrek uit de woning de bindingen van het slachtoffer losser hebben gemaakt en de tape op haar mond hebben willen losmaken. Immers – nog daargelaten dat dit niets afdoet aan het voordien reeds toegepaste geweld waardoor de dood kan worden verklaard – is vastgesteld dat de feiten anders uitwijzen. Zo waren de onderbenen van het slachtoffer strak omwonden met tape (proces-verbaal van bevindingen, dossierp. 2138), zat de handdoek om de polsen zo strak geknoopt dat deze moest worden losgeknipt (proces-verbaal van bevindingen, dossierp. 2138 en het NFI-rapport “Sporenonderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van een vrouw aan de [adres 1] in Heerlen op 20 september 2012” van 2 november 2012, dossierp. 2958) en was de tape op de mond en de neus zo strak over de huid geplakt dat de punt van de neus in een andere richting was gefixeerd en de tape slechts met enige kracht kon worden verwijderd (proces-verbaal van bevindingen, dossierp. 2141).
Derhalve hebben verdachte en de mededader minst genomen met voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer gehandeld.
Ad b.
Oogmerk
Het in artikel 288 van het Wetboek van Strafrecht bedoelde oogmerk heeft geen betrekking op de doodslag, maar op het doel in verband waarmee de doodslag is begaan, te weten – in dit geval – om de uitvoering van een strafbaar feit, hier diefstal (met geweldpleging), voor te bereiden of gemakkelijk te maken. Dat dit oogmerk aanwezig was bij de daders blijkt uit het feit dat ze hadden afgesproken dat een stroomstootwapen tegen het slachtoffer zou worden gebruikt, zodat ze ongestoord in de woning zouden kunnen zoeken, en uit het feit dat vervolgens, toen het slachtoffer bij kwam, opnieuw geweld tegen haar is gebruikt en zij is vastgebonden en op de mond en de neus is getapet. [medeverdachte] heeft hierover verklaard dat ze beiden, nadat het slachtoffer was gevallen, in de woning zijn gaan zoeken (dossierp. 628), dat ze beiden naar de vrouw zijn teruggegaan omdat ze wakker was geworden en dat ze haar toen hebben gebonden en op de mond getapet terwijl hij, [medeverdachte], de vrouw een tweede schok met het stroomstootwapen heeft gegeven (dossierp. 630-631). Verdachte heeft hieromtrent verklaard dat ze beiden in verschillende kamers aan het zoeken waren, dat hij geluiden hoorde en tegen [medeverdachte] heeft gezegd dat deze terug moest naar die vrouw (dossierp. 319) zodat ze niet weg kon (dossierp. 320) en zodat ze geen geluiden kon maken (dossierp. 321) en dat [medeverdachte] de vrouw gebonden heeft (dossierp. 320). Zowel [medeverdachte] als verdachte erkennen dus dat zij het slachtoffer geweld hebben aangedaan om niet gestoord te worden – door het slachtoffer zelf of door te hulp komende derden die zouden kunnen afkomen op hulpgeroep - bij het doorzoeken van de woning naar te stelen goederen.
Hetgeen de raadsman tegen het aannemen van oogmerk heeft aangevoerd, doet niet af aan het door het hof vastgestelde oogmerk als bedoeld in artikel 288 van het Wetboek van Strafrecht.
Ad c.
Medeplegen
Uit de bewijsmiddelen blijkt onder meer het volgende omtrent de gedragingen van verdachte:
- Verdachte heeft zich samen met zijn mededader naar de woning van het slachtoffer begeven. Van tevoren zijn afspraken gemaakt. Verdachte wist dat zijn mededader een stroomstootwapen zou gaan gebruiken tegen het slachtoffer. Verdachte zou de woning doorzoeken.8.
- Verdachte zag dat zijn medeverdachte het stroomstootwapen gebruikte. Daarop betrad verdachte de woning om deze te doorzoeken. Hij wist dat zijn mededader het slachtoffer ging vastbinden. Toen verdachte op enig moment het slachtoffer nog hoorde, zei hij tegen zijn mededader dat deze naar het slachtoffer moest gaan om te zorgen dat zij niet weg kon en geen geluiden kon maken.9.
- Verdachte heeft, blijkens het sporenbeeld, op enig moment met zijn voet op het hoofd van het slachtoffer gestaan, want vanaf de rechterwang van het slachtoffer werd een schoenzoolspoor veiliggesteld dat, blijkens de overige bewijsmiddelen, aan verdachte toebehoorde.10.
- Uit de bewijsmiddelen11.blijkt dat op het snoer dat om de armen van het slachtoffer was geknoopt slechts DNA van verdachte is aangetroffen. Daaruit leidt het hof af dat verdachte degene is geweest die het snoer om de armen van het slachtoffer heeft aangebracht.
- Verdachte en zijn mededader zijn (nagenoeg) gezamenlijk uit de woning vertrokken en hebben nadien – zoals de verdachte heeft verklaard bij de politie (dossierp. 384) en op de terechtzitting in hoger beroep – beiden gedeeld in de buit verkregen bij de diefstal uit de woning van het slachtoffer.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen kan naar het oordeel van het hof zonder meer volgen dat verdachte zo bewust en nauw met zijn medeverdachte heeft samengewerkt dat sprake is van medeplegen van de bewezenverklaarde gekwalificeerde doodslag.
Ook indien verdachte moet worden geloofd in zijn verklaring dat zijn mededader als enige verantwoordelijk was voor de voortgezette uitoefening van geweld op het slachtoffer – waarvoor naar het oordeel van het hof geen aanwijzingen bestaan –, is er sprake van bewuste en nauwe samenwerking, aangezien verdachte zich van dat voortgezette geweld, waarvan hij gelet op de gebleken heftigheid daarvan moet hebben geweten, niet heeft gedistantieerd. Sterker nog: uit verdachtes eigen verklaring volgt dat hij tijdens het doorzoeken van de kamers geluiden afkomstig van het slachtoffer hoorde en vervolgens medeverdachte naar het slachtoffer heeft gestuurd. terwijl verdachte de kamer aan het doorzoeken was. Voor het verlaten van de woning heeft verdachte volgens zijn eigen verklaring nog met zijn voet over het hoofd van het volstrekt weerloze slachtoffer geveegd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van doodslag, voorafgegaan en/of vergezeld van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden of gemakkelijk te maken.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Evenals de rechtbank oordeelt het hof op basis van de rapporten van psychiater Orbân en psycholoog Labrijn van respectievelijk 15 maart 2013 en 14 maart 2013 dat verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde volledig toerekeningsvatbaar moet worden geacht en dat niet kan worden vastgesteld dat het bewezenverklaarde feit hem in verminderde mate of niet kan worden toegerekend.
Ook overigens is geen omstandigheid gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
De advocaat-generaal heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 25 jaren met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De raadsman heeft betoogd dat de strafeis van de advocaat-generaal, maar ook de door de rechtbank opgelegde straf, gelet op uitspraken in vergelijkbare gevallen, veel te hoog is.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Een gekwalificeerde doodslag behoort tot de ernstigste delicten uit het Wetboek van Strafrecht. De wetgever heeft de buitengewone ernst van dit feit tot uitdrukking gebracht door daarop als maximumstraf te stellen ofwel levenslange gevangenisstraf ofwel een tijdelijke gevangenisstraf van ten hoogste 30 jaar. Het feit is wat betreft strafmaximum gelijk aan moord.
Het door verdachte gepleegde feit is in zijn soort naar het oordeel van het hof zeer ernstig. Daarbij overweegt het hof als volgt:
Het slachtoffer in deze zaak is een alleenstaande, zelfstandig wonende 98-jarige mevrouw. Het slachtoffer was vanwege haar hoge leeftijd zeer kwetsbaar. Voor verdachte en zijn mededader, die haar eerst buiten voor haar woning hadden, moet zij een gemakkelijk doelwit zijn gebleken. Met als enkel doel geldelijk gewin zijn zij vervolgens op klaarlichte dag haar woning binnengedrongen. Zij zijn daarbij zeer gewelddadig en lafhartig te werk gegaan. Meteen bij het openen van de deur werd het slachtoffer met een stroomstootwapen bewerkt en daarna zeer gewelddadig bejegend: de sporen van het op haar lichaam uitgeoefende geweld geven een indringend beeld van de agressie die zij heeft ondervonden. Het slachtoffer werd vervolgens door verdachte en zijn mededader met afgeplakte neus en mond en met samengebonden onderbenen en polsen, dood, althans dodelijk gewond, achtergelaten. Ongeruste buren hebben haar de volgende dag dood in haar woning gevonden. Gruwelijk is de doodsangst die het slachtoffer in de laatste minuten van haar lange leven heeft moeten doorstaan en de pijn die zij daarbij heeft moeten doormaken als gevolg van het toegepaste geweld.
De samenleving is door dergelijke feiten ernstig geschokt. Feiten als deze maken binnen onze samenleving gevoelens van angst los, met name bij kwetsbare mensen zoals op zichzelf wonende ouderen.
De nabestaanden van het slachtoffer is onherstelbaar leed toegebracht, zoals ook is gebleken uit de ter terechtzitting in hoger beroep voorgehouden slachtofferverklaring.
Met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van verdachte overweegt het hof als volgt:
Zoals verdachte ter zitting in hoger beroep heeft verklaard, heeft hij in het verleden in Hongarije reeds eerder en voor gewelddadige feiten langdurige straffen opgelegd gekregen. Naar eigen zeggen is hij in Hongarije bij elkaar ruim 21 jaar gedetineerd geweest.
Voorts blijkt uit de eerdergenoemde rapporten van psychiater Orbân en psycholoog Labrijn dat verdachte weet dat bepaalde zaken die hij in zijn leven heeft gedaan, maatschappelijk onaanvaardbaar zijn, maar dat hij deze daden pleegt vanwege zijn gebrek aan empathisch vermogen en zeer matig ontwikkelde geweten. Naar het oordeel van het hof is de kans op recidive dan ook reëel. Bovendien heeft verdachte geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen door geen openheid van zaken te geven over hetgeen er precies in de woning heeft plaatsgevonden en door daaromtrent diverse malen wisselende verklaringen af te leggen. De door de verdachte ook ter zitting in hoger beroep geuite spijtbetuigingen, maken geen oprechte indruk en lijken meer het eigen belang te dienen.
De hierboven beschreven omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, maken dat naar het oordeel van het hof een gevangenisstraf van twintig jaren, zoals opgelegd door de rechtbank, passend is.
Vordering van de benadeelde partij
Als benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg gevoegd [benadeelde] als degene die de kosten van de lijkbezorging van het slachtoffer heeft gedragen. Zij heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld ter zake van de vordering tot vergoeding van deze kosten tot een bedrag van € 6.487,76, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Door de verdediging is geen inhoudelijk verweer gevoerd tegen de vordering van de benadeelde partij.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de gevorderde kosten zien op de lijkbezorging van het slachtoffer en dat deze kosten ten laste van de benadeelde partij [benadeelde] zijn gekomen. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering toewijsbaar is.
Tevens is toewijsbaar de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van 17 november 2012, de datum waarop de nota van de begrafenisonderneming is gesteld.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte en zijn mededader zijn naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk voor de toegewezen schadevergoeding.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de vrijspraak door de rechtbank van het onder 2 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 (twintig) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] toe tot het bedrag van € 6.487,76 (zesduizend vierhonderdzevenentachtig euro en zesenzeventig cent) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 17 november 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], een bedrag te betalen van € 6.487,76 (zesduizend vierhonderdzevenentachtig euro en zesenzeventig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 67 (zevenenzestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 17 november 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien en voor zover de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de medeverdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat of aan de benadeelde partij, de verplichting van de verdachte in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. J.C.A.M. Claassens, voorzitter,
mr. C.M. Hilverda en mr. N.J.M. Ruyters, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.J. Gras, griffier,
en op 2 juni 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 02‑06‑2014
Een geschrift, te weten het rapport naar aanleiding van radiologisch onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood, opgemaakt door dr. P.A.M. Hofman, radioloog, d.d. 30 oktober 2012, pagina 2836 tot en met 2844.
Een geschrift, te weten het verslag van forensische radiologie, opgemaakt door dr. P.A.M. Hofman, radioloog, d.d. 22 september2012, pagina 2872 en 2873.
Een geschrift, te weten het rapport naar aanleiding van pathologisch onderzoek naar aanleiding van een mogelijke niet natuurlijke dood, opgemaakt door dr. V. Soerdjbalie-Maikoe, patholoog, d.d. 3 januari 2013, pagina 2855 tot en met 2859.
Een geschrift, te weten het rapport naar aanleiding van pathologisch onderzoek naar aanleiding van een mogelijke niet natuurlijke dood, opgemaakt door dr. V. Soerdjbalie-Maikoe, patholoog, d.d. 3 januari 2013, pagina 2858.
Brief d.d. 23 juli 2013 van dr. V. Soerdjbalie-Maikoe, arts en patholoog, aan de officier van justitie mr. [officier van justitie].
Een geschrift, te weten het rapport naar aanleiding van pathologisch onderzoek naar aanleiding van een mogelijke niet natuurlijke dood, opgemaakt door dr. V. Soerdjbalie-Maikoe, patholoog, d.d. 3 januari 2013, pagina 2855 tot en met 2859.
Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 10 december 2012, pagina 310.
Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 10 december 2012, o.a. pagina 319, 320 en 321
Proces-verbaal relaterende de gerechtelijke sectie uitgevoerd door het Nederlands forensischInstituut d.d. 26 september2012, pagina 2195.
Het geschrift, te weten aanvullend DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van hetstoffelijk overschot van [slachtoffer] in Heerlen op 20 september 2012, d.d. 8 oktober 2012,pagina 2908 tot en met 2915 en het geschrift, te weten rapport DNA-onderzoek aan een referentiemonster van een verdachte, d.d. 4 december 2012, pagina 3015 en 3016.