Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsregeling GLB 2023
Artikel 16 Zeggenschap
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2023
- Redactionele toelichting
Herplaatst in Staatscourant 29696-n1 van 10-11-2022.
- Bronpublicatie:
01-11-2022, Stcrt. 2022, 29696 (uitgifte: 08-11-2022, regelingnummer: WJZ/22031065)
- Inwerkingtreding
01-01-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-11-2022, Stcrt. 2022, 29696 (uitgifte: 08-11-2022, regelingnummer: WJZ/22031065)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
Overheidsfinanciën / EU-financiën
1.
Van daadwerkelijke langdurige zeggenschap is sprake indien de jonge landbouwer:
- a.
ten minste een blokkerende zeggenschap heeft ter zake van ondernemingsbeslissingen met een financieel belang van meer dan 25.000 euro; en
- b.
ten minste mede belast is met de dagelijkse bedrijfsvoering.
2.
De blokkerende zeggenschap, bedoeld in het eerste lid, onderdeel, a, is uiterlijk op 15 mei 2022 verkregen en kan worden aangetoond met:
- a.
de statuten van de rechtspersoon, ingeval van een besloten vennootschap, naamloze vennootschap, een stichting en een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid;
- b.
een schriftelijk vastgelegde overeenkomst met alle maten, ingeval van een maatschap;
- c.
een schriftelijk vastgelegde overeenkomst met alle vennoten, ingeval van een vennootschap onder firma;
- d.
een schriftelijk vastgelegde overeenkomst tussen alle leden, ingeval van een vereniging zonder volledige rechtsbevoegdheid; of
- e.
de registratie van de blokkerende zeggenschap in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007 , waarvan de juistheid desgevraagd kan worden aangetoond met de onder a tot en met d genoemde bescheiden.
3.
De jonge landbouwer wordt geacht niet te voldoen aan het bepaalde in het eerste lid, onderdeel a, indien in een samenwerkingsovereenkomst voor bepaalde tijd is bepaald dat de maatschap onderscheidenlijk de vennootschap onder firma eenzijdig door de andere maten onderscheidenlijk vennoten kan worden opgezegd of bij bedrijfsbeëindiging de jonge landbouwer geen recht op voortzetting heeft.
4.
Een commanditaire vennoot wordt geacht niet te voldoen aan het eerste lid.
5.
De overeenkomst, bedoeld in het tweede en derde lid, is uiterlijk op de peildatum opgesteld, ondertekend en voorzien van de datum waarop de overeenkomst is ondertekend.