Einde inhoudsopgave
Proceskostenveroordeling en toegang tot de rechter in IE-zaken (BPP nr. XIX) 2017/1
1 Het verband tussen proceskostenregelingen en toegang tot de rechter in IE-zaken
C.J.S. Vrendenbarg, datum 15-12-2017
- Datum
15-12-2017
- Auteur
C.J.S. Vrendenbarg
- JCDI
JCDI:ADS577783:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
R. Tyler, ‘Inventor fury as patents prove too costly to defend’, The Telegraph 8 maart 2012, telegraph.co.uk/finance/yourbusiness/9130815/Inventor-fury-as-patents- prove-too-costly-to-defend.html.
European Observatory on Counterfeit and Piracy, ‘Damages in Intellectual Property Rights’ (2010), p. 5 e.v. (ec.europa.eu/internal_market/iprenforcement/docs/damages_en.pdf); WIPO, ‘IP Litigation Costs – Special Edition’ (2010), WIPO Magazine 1, p. 2 (wipo.int/export/sites/www/wipo_magazine/en/pdf/2010/wipo_pub_121_2010_01. pdf).
Weatherall, Webster & Bently 2009, p. 41.
Richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten (PbEU 2004, L 195/ 16), ov. 3 considerans; Commissie van de Europese Gemeenschappen, Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de maatregelen en procedures om de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten te waarborgen, COM(2003)46 def., p. 18; Weatherall, Webster & Bently 2009, p. 11.
T. Daling, ‘De economische schade als gevolg van piraterij loopt in de EU op tot jaarlijks € 83 mrd’, Het Financieel Dagblad 5 december 2016, fd.nl/ondernemen/ 1178346/economische-schade-piraterij-loopt-in-eu-op-tot-jaarlijks-83-mrd. Zie ook RAND Europe, Measuring IPR infringements in the internal market - Development of a new approach to estimating the impact of infringements on sales 2012, te raadplegen via ec.europa.eu.
Europese Commissie – Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité, ‘Naar een hernieuwde consensus over de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten: een EU-actieplan’, COM(2014)392 def., 1 juli 2014, p. 4.
COM(2014)392 def., p. 9; European Parliament - Report on ‘Towards a renewed consensus on the enforcement of Intellectual Property Rights: An EU Action Plan’ (2014/2151(INI)), 18 mei 2015, p. 10; Commission – Staff Working Document (SWD) (2016) 373 of 22 November 2016: ‘Putting intellectual property at the service of SMEs to foster innovation and growth’ (Accompanying document to Communication from the Commission to the European Parliament, the Council, the European Economic and Social Committee and the Committee of the Regions - Europe’s next leaders, the Start-up and Scale-up Initiative), COM(2016)733 def., p. 5-6: ‘Evidence suggests that enforcing IP titles is costly and complex, especially for start-ups and SMEs facing large entities.’
Weatherall, Webster & Bentley 2009, p. 11 en 40.
Londen, maart 2012. Michael Wilcox, een 69-jarige uitvinder van innovatieve kleurprinttechnologie, staat voor de deur van het Brits Parlement. Voor het oog van een kleine groep toeschouwers verbrandt Wilcox het bewijs van één van zijn kostbare octrooiregistraties. De reden: het zou waardeloos zijn geworden. Verschillende bedrijven zouden aan de haal zijn gegaan met zijn technologie. Toestemming hebben zij daarvoor niet gevraagd. Gesprekken over eventuele licenties zouden zij niet willen aangaan. Er zou namelijk geen enkele noodzaak zijn een licentievergoeding te betalen aan iemand, die het zich toch niet kan veroorloven om gerechtelijke stappen te ondernemen. Het protest van Michael – ‘the toothless tiger’ – Wilcox is gericht tegen het in zijn ogen ‘falend’ patent system in Engeland. De registratie van het octrooi zou al een zeer kostbare aangelegenheid zijn geweest, maar een eventuele inbreukprocedure zou zijn financiële ondergang betekenen. Waarom zou hij nog investeren in innovatie als de investering niet kan worden terugverdiend en beschermd?1
De kosten waarmee Wilcox geconfronteerd zou kunnen worden indien hij een gerechtelijke inbreukprocedure zou aanvangen, kunnen worden onderscheiden in directe en indirecte kosten. Onder directe kosten vallen de griffierechten, de kosten van rechtsbijstand (meestal de grootste kostenpost), deurwaarderskosten, de kosten van deskundigen en getuigen, reis- en verblijfskosten, buitengerechtelijke kosten en de eventuele proceskostenveroordeling. In procedures over intellectuele eigendom (IE) is bovendien vaak bijstand vereist door één of meer gespecialiseerde advocaten en daarnaast door octrooi- of merkgemachtigden. Verder kunnen de kosten gemoeid met de opsporing van inbreukmakers en het verzamelen van bewijs van inbreuk een aanzienlijke post vormen.2 In de meeste stelsels in de EU kunnen de directe kosten tot een zeker bedrag worden verhaald op de verliezende partij. Dat geldt niet voor de indirecte kosten, die worden gevormd door bijvoorbeeld vertraging in de bedrijfsvoering in verband met het voorbereiden van de zaak, dalende verkoopcijfers in afwachting van de uitspraak en stijgende kredietkosten in verband met een verhoogde kans op faillissement. Indien in meerdere landen inbreuk wordt gepleegd kan het bovendien nodig zijn in al die landen een inbreukprocedure aan te vangen. De indirecte kosten kunnen nog verder oplopen indien tegenstrijdige vonnissen worden gewezen en als gevolg de bedrijfsactiviteiten of de producten in een specifiek land moeten worden aangepast.3 Procederen in IE-zaken is kortom een kostbare aangelegenheid. De wetenschap dat de directe kosten in geval van winst niet volledig op de verliezende partij kunnen worden verhaald, kan een reden zijn om af te zien van een procedure. Maar het vooruitzicht bij eventueel verlies alle directe kosten van de wederpartij te moeten betalen, schrikt zo mogelijk nog meer af.
In de brede context van de goede werking van de interne markt, één van de doelstellingen van de Europese Unie, worden obstakels in de toegang tot de rechter in IE-geschillen onwenselijk geacht. Ondernemingen en particulieren zouden minder gemotiveerd zijn innovatieve en creatieve activiteiten te ontplooien, indien de rechten die daaruit ontstaan niet beschermd kunnen worden. Bedrijven zouden niet langer willen investeren in innovatie, indien de investering niet kan worden terugverdiend.4 In een klimaat waarin IE-rechten niet effectief gehandhaafd kunnen worden, krijgen inbreukmakers bovendien vrij spel. Grootschalige namaak- en piraterijpraktijken zullen een vlucht nemen, met ernstige gevolgen voor de Europese en nationale economieën.5 De Handhavingsrichtlijn, het overkoepelend thema van dit proefschrift, maakt deel uit van een groots EU-actieplan ter bestrijding van inbreuken. Met de richtlijn wordt beoogd de civielrechtelijke handhavingsmaatregelen in de lidstaten van de EU te verbeteren en te harmoniseren. Het doel daarvan is tweeledig. Enerzijds wordt beoogd een klimaat te creëren waarin (het investeren in) innovatie en creatie weer wordt gestimuleerd. Anderzijds is het doel piraten en inbreukmakers te ontmoedigen door het voeren van een streng en effectief handhavingsbeleid.6
Hoog op de agenda van de EU staat de effectieve rechtsbescherming van startups en het MKB. Volgens de Europese Commissie worden met name de innovatieve midden- en kleinbedrijven ervan weerhouden hun IE-rechten te handhaven. Procedures in IE-zaken zouden voor deze groep te complex en te kostbaar zijn.7 De mate waarin het MKB kan concurreren met grotere ondernemingen wordt evenwel essentieel geacht voor een gezonde marktwerking. In een systeem waarin alleen grote ondernemingen het zich kunnen veroorloven om te procederen, dreigt het ontstaan van een machtsconcentratie waarbij sterke partijen steeds sterker worden en zwakkere partijen steeds zwakker.8 Het MKB moet in staat worden gesteld daaraan het hoofd te bieden. Een belangrijke doelstelling van het Europees handhavingsbeleid is daarom de toegang tot de rechter voor het MKB te verruimen. De mate waarin de kosten verhaald kunnen worden op de wederpartij als het tot een procedure zou komen, wordt daarbij geacht een belangrijke factor te zijn.