Einde inhoudsopgave
Grondwet
Artikel 103 [Uitzonderingstoestand]
Geldend
Geldend vanaf 17-11-2017
- Redactionele toelichting
Zie voor de eerste lezing de wet van 15-11-2016, Stb. 458 (Kamerstukken 33131).
- Bronpublicatie:
01-11-2017, Stb. 2017, 426 (uitgifte: 17-11-2017, kamerstukken: 34702)
- Inwerkingtreding
17-11-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-11-2017, Stb. 2017, 426 (uitgifte: 17-11-2017, kamerstukken: 34702)
- Vakgebied(en)
Staatsrecht / Algemeen
1.
De wet bepaalt in welke gevallen ter handhaving van de uit- of inwendige veiligheid bij koninklijk besluit een door de wet als zodanig aan te wijzen uitzonderingstoestand kan worden afgekondigd; zij regelt de gevolgen.
2.
Daarbij kan worden afgeweken van de grondwetsbepalingen inzake de bevoegdheden van de besturen van provincies, gemeenten, openbare lichamen als bedoeld in artikel 132a en waterschappen, van de grondrechten geregeld in de artikelen 6, voor zover dit de uitoefening buiten gebouwen en besloten plaatsen van het in dit artikel omschreven recht betreft, 7, 8, 9, 12, tweede en derde lid, en 13, alsmede van artikel 113, eerste en derde lid.
3.
Terstond na de afkondiging van een uitzonderingstoestand en voorts, zolang deze niet bij koninklijk besluit is opgeheven, telkens wanneer zij zulks nodig oordelen beslissen de Staten-Generaal omtrent het voortduren daarvan; zij beraadslagen en besluiten ter zake in verenigde vergadering.