Einde inhoudsopgave
Besluit bezoldiging politie
Artikel 47
Geldend
Geldend vanaf 01-04-1994
- Bronpublicatie:
16-03-1994, Stb. 1994, 215 (uitgifte: 29-03-1994, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-04-1994
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-03-1994, Stb. 1994, 215 (uitgifte: 29-03-1994, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Politierecht / Bijzondere onderwerpen
Ambtenarenrecht / Arbeidsvoorwaarden
1.
Bij vermissing van de ambtenaar zijn, behoudens het tweede lid, de bepalingen van artikel 46 van overeenkomstige toepassing. De ambtenaar wordt daarbij geacht te zijn overleden op een door het bevoegd gezag te bepalen dag.
2.
Het tweede lid van artikel 46 is niet van toepassing indien gegronde vermoedens bestaan, dat de vermissing het gevolg is van ongeoorloofde afwezigheid.
3.
Indien blijkt, dat de als vermist beschouwde ambtenaar in leven is, kan ter beoordeling van het bevoegd gezag de bezoldiging worden uitbetaald, tenzij gegronde vermoedens bestaan, dat de vermissing het gevolg was van ongeoorloofde afwezigheid.
4.
Indien uit hoofde van de vermissing van de ambtenaar pensioen of enige andere uitkering, voortvloeiende uit zijn ambtelijke rechtspositie, is toegekend over het tijdvak, waarover naar het oordeel van het bevoegd gezag geen aanspraak bestaat op bezoldiging, wordt die bezoldiging verminderd met de over dat tijdvak aldus uitbetaalde bedragen.
5.
De bezoldiging waarop de ambtenaar ingevolge het derde en vierde lid aanspraak heeft, kan aan anderen dan de ambtenaar worden uitbetaald.