Einde inhoudsopgave
Cessie (O&R nr. 70) 2012/V.5.8.3
V.5.8.3 Mededeling aan een vertegenwoordiger
mr. M.H.E. Rongen, datum 01-10-2011
- Datum
01-10-2011
- Auteur
mr. M.H.E. Rongen
- JCDI
JCDI:ADS354019:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Algemeen
Ondernemingsrecht / Algemeen
Goederenrecht / Verkrijging en verlies
Voetnoten
Voetnoten
Vgl. Rb. Rotterdam 14 januari 2009, LJN: BH1782 (Curator Qualitax/VDV Verzekering en Taxilease Rijnmond); Hof ’s-Hertogenbosch 13 februari 2007, JOR 2007/162, m.nt. Steneker (Lek Agro BV/Van de Pas) en Rb. ’s-Gravenhage 11 augustus 2004, JOR 2004/312 (International Card Services/Bos & Van der Burg).
Zie § V.3.3.
Behalve in de omzeiling van het registratievereiste, kan het belang van de cedent/pandgever bij de hier bedoelde volmacht zijn gelegen in de mogelijkheid van een “stille” cessie van bestaande en toekomstige vorderingen uit een handelsrelatie, zonder dat deze relatie is gebaseerd op een ten tijde van de cessie of de verpanding bestaande rechtsverhouding. Denk bijvoorbeeld aan het geval dat de schuldenaar regelmatig goederen van de cedent/pandgever koopt zonder dat er sprake is van een afnamecontract. In dat geval is een stille cessie/verpanding in de zin van art. 3:94 lid 3/239 lid 1 BW niet mogelijk, omdat niet aan het grondslagvereiste wordt voldaan.
Van een ongeoorloofde ‘selbsteintritt’ als bedoeld in art. 3:68 BW is geen sprake. Indien de volmacht onderdeel is van algemene voorwaarden, is er, afhankelijk van de wijze waarop met de belangen van de schuldenaar rekening is gehouden (zie hierna), in beginsel evenmin sprake van een beding dat onredelijk bezwarend is in de zin van art. 6:233 (a) BW.
Evenals in geval van een stille cessie in de zin van art. 3:94 lid 3 BW, zal de cessionaris er in beginsel geen bezwaar tegen hebben dat de schuldenaar, totdat de cessie hem feitelijk wordt medegedeeld, bevrijdend kan betalen aan de cedent.
Denk bijvoorbeeld aan het geval dat de schuldenaar een consument is en dat de volmacht in algemene voorwaarden is opgenomen en niet door de cedent ter sprake is gebracht.
483. Ontvangst van de mededeling door een vertegenwoordiger. De mededeling kan ook worden gericht tot een (wettelijk) vertegenwoordiger van de schuldenaar. De schuldenaar kan een derde, of mogelijk zelfs zijn schuldeiser, een volmacht verstrekken op grond waarvan de derde (of de schuldeiser) de bevoegdheid wordt verleend om namens de schuldenaar een mededeling van cessie (of verpanding) in ontvangst te nemen.1 Uit art. 3:60 lid 2 BW blijkt dat een volmacht niet alleen betrekking kan hebben op het verrichten van een rechtshandeling, maar ook op het in ontvangst nemen van een verklaring, zoals een mededeling van cessie. De cessie komt in dit geval tot stand op het moment dat de mededeling van cessie de gevolmachtigde heeft bereikt in de zin van art. 3:37 lid 3 BW.
Het gegeven dat de cessie de schuldenaar feitelijk niet wordt medegedeeld, doet aan de geldigheid van de cessie en het intreden van haar rechtsgevolgen niet af. De gevolgen die de mededeling van cessie heeft, worden de schuldenaar in beginsel toegerekend (zie art. 3:66 lid 1 jo 60 lid 2 BW). Dit betekent bijvoorbeeld dat de schuldenaar, na de ontvangst van de mededeling door zijn vertegenwoordiger, in beginsel niet meer bevoegd is te betalen aan de cedent; hij dient te betalen aan de cessionaris. Toch lijken de bewoordingen van art. 3:94 lid 1 BW (“en mededeling daarvan aan die personen”) anders te suggereren, namelijk dat de mededeling ook feitelijk door de schuldenaar moet zijn ontvangen. Uit de bewoordingen mag echter niet a contrario worden afgeleid dat een mededeling van cessie aan een vertegenwoordiger niet mogelijk zou zijn. Aangenomen mag worden dat de wetgever bij de redactie van art. 3:94 lid 1 BW is uitgegaan van het normale geval en niet de situatie voor ogen heeft gehad waarin de schuldenaar een volmacht heeft verstrekt aan een vertegenwoordiger.
Ook de publiciteitsfunctie van het mededelingsvereiste ten opzichte van derden2 brengt naar mijn mening niet met zich, dat de mededeling enkel zou kunnen worden gedaan aan de schuldenaar zelf en niet ook aan een gevolmachtigde van de schuldenaar. Met de mededeling aan de vertegenwoordiger wordt er immers publiciteit aan de cessie toegekend. Indien derden bij de schuldenaar informatie komen inwinnen over een mogelijke cessie, kan de schuldenaar zijn vertegenwoordiger raadplegen of derden naar hem verwijzen. De gevolmachtigde is jegens de schuldenaar gehouden de gewenste informatie te verschaffen. Dit geldt ook indien de schuldeiser/cedent zelf de gevolmachtigde is.
484. Een ‘de facto’ stille cessie. Door in de overeenkomst met de schuldenaar ten gunste van de schuldeiser een volmacht op te nemen tot het in ontvangst nemen van mededelingen van cessie en verpanding, wordt de mogelijkheid gecreëerd om toekomstige vorderingen de facto stil te cederen of verpanden, zonder dat aan de registratie- en/of grondslageis van art. 3:94 lid 3 en 239 lid 1 BW behoeft te worden voldaan.3, 4 Dit roept de vraag op of er geen sprake is van een ongeoorloofde ontduiking van de regeling van de artikelen 3:94 lid 3 of 239 lid 1 BW. Naar mijn mening is dat niet het geval. Vanuit een juridisch oogpunt is er immers sprake van een openbare cessie of verpanding, waarvoor het registratie- en grondslagvereiste niet gelden. De met de registratie-eis nagestreefde rechtszekerheid wordt in de hier besproken vorm van openbare cessie/verpanding bereikt doordat de cedent/pandgever in zijn hoedanigheid van gevolmachtigde gehouden is om de schuldenaar informatie over de cessie te verschaffen. Van een omzeiling van het grondslagvereiste is geen sprake. Het grondslagvereiste geldt immers niet voor een openbare cessie. Daarbij zij opgemerkt dat het hier niet gaat om een cessie van toekomstige vorderingen op volledig onbekende schuldenaren uit niet bestaande rechtsverhoudingen. Een dergelijke ruime mogelijkheid van cessie of verpanding van toekomstige vorderingen is door de wetgever niet gewild.5
Het zal duidelijk zijn dat het vanwege de gevolgen die de cessie heeft voor de schuldenaar, van belang is dat de schuldenaar zo spoedig mogelijk door zijn gevolmachtigde op de hoogte wordt gebracht van een cessie. In beginsel zal de gevolmachtigde daartoe op grond van zijn rechtsverhouding met de schuldenaar ook verplicht zijn. Het is echter mogelijk dat hierover nadere afspraken worden gemaakt. Indien de schuldeiser als gevolmachtigde is aangewezen, kan bijvoorbeeld worden overeengekomen dat de schuldeiser slechts op verzoek van de schuldenaar gehouden is informatie te verstrekken over een eventuele cessie en voorts dat de schuldenaar bevrijdend aan zijn schuldeiser kan blijven betalen, zolang hij niet van een cessie op de hoogte is gebracht. Een dergelijk beding bepaalt de inhoud van de vordering, zodat het beding de cessionaris kan worden tegengeworpen.6 Voor zover dergelijke afspraken niet worden gemaakt, kan de schuldenaar worden beschermd door hem in bepaalde gevallen een beroep op art. 6:34 BW toe te staan, zodat een betaling aan de cedent de schuldenaar van zijn betalingsverplichting bevrijdt.7