Einde inhoudsopgave
RvdW 2020/744
Faillissementsfraude door verdachte als feitelijk bestuurder van gefailleerde rechtspersoon, art. 342 lid 3 (oud) Sr. Kan uit bewijsvoering worden afgeleid dat het aan verdachte ‘te wijten is’ dat administratieve bescheiden niet in ongeschonden staat tevoorschijn zijn gebracht? HR: art. 81 lid 1 RO.
HR 02-06-2020, ECLI:NL:HR:2020:978
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
2 juni 2020
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, M.J. Borgers, A.E.M. Röttgering
- Zaaknummer
18/04239
- Conclusie
A-G mr. F.W. Bleichrodt
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Insolventierecht / Faillissement
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:978, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 02‑06‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:342, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 07‑04‑2020
Essentie
Faillissementsfraude door verdachte als feitelijk bestuurder van gefailleerde rechtspersoon, art. 342 lid 3 (oud) Sr. Kan uit bewijsvoering worden afgeleid dat het aan verdachte ‘te wijten is’ dat administratieve bescheiden niet in ongeschonden staat tevoorschijn zijn gebracht? HR: art. 81 lid 1 RO.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 18/04239
Datum 2 juni 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 24 september 2018, nummer 20/003851-16, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962,
hierna: de verdachte.