NJB 2013/447:Wet Bopz. Aantekeningen als bedoeld in art. 37a Wet Bopz. HR: Het oordeel van de rechtbank dat de overgelegde aantekeningen voldoende zijn voor de beoordeling van de ontwikkeling die betrokkene in de desbetreffende periode heeft doorgemaakt, geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is voor het overige voorbehouden aan de feitenrechter en toereikend gemotiveerd